De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 306]
| |
Erasmus van Rotterdam aan zijn vriend Thomas More, gegroetWat een verdorven meningen de meeste vaders erop na houden, zien we maar weer eens aan de hand van dat voorbeeld. Ze waken angstvallig over het lichamelijk welzijn van hun kinderen zonder oog te hebben voor de toerusting van de geest, terwijl het zinloos en zelfs schadelijk is rijkdommen te bezitten als men die niet weet te besteden. Wat die jongen betreft, ga ik je niet bedanken en heb je ook niets nieuws gedaan, aangezien je, zoals steeds, slechts jezelf bent gebleven. Het verheugt me dat mijn waardering van het talent van Luis Vives met de jouwe overeenstemt. Hij is een van degenen die de naam van Erasmus in de schaduw zullen stellen. Toch is er geen ander die ik evenzeer aanmoedig en ben jij me des te dierbaarder omdat je hem zo openlijk van je steun verzekert. Hij bezit een bijzonder wijsgerige geest. De meesteres aan wie allen offers brengen, maar die zeer weinigen begunstigt, veracht hij diep. Toch kan de fortuin niet voorbijgaan aan een dergelijk genie met zoveel literaire begaafdheid. Niemand is beter toegerust dan hij om de slagorden van de sofisten te verslaan, in wier kamp hij lange tijd heeft gediend. Ik zal er in Calais bij zijn, als mijn gezondheid het toelaat, om alle vrienden voor een laatste keer te begroeten en vaarwel te zeggen. Het ga je goed, onvergelijkelijke vriend. [1519] |
|