De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 300]
| |
1105 Van Philipp Engelbrecht
| |
[pagina 301]
| |
tiek, omdat alleen al door het noemen van hun namen afbreuk zou worden gedaan aan het gezag dat Erasmus op grond van zijn onovertroffen geleerdheid geniet. Degenen daarentegen die jou vereren als iemand wiens genie boven alle twijfel is verheven, zeiden dat ze eveneens zeer benieuwd waren, maar dan alleen om te zien wat dat wonderlijke schepsel voor nieuws zou kunnen brengen. Hier was hetzelfde liedje te horen, maar werd bovendien de naam genoemd van de dader die tegen jou zijn snode plannen beraamde, en die jij prachtig hebt gekenschetst in de laatste briefGa naar voetnoot4. uit de Mengelmoes, hem vriendelijk waarschuwend niet in de arena af te dalen. Ik bevroedde meteen wat voor geesteskind hij zou baren, aangezien hij niet zomaar op enig onderdeel met jou van mening verschilt, wat onder geleerden altijd geoorloofd is geweest, zodat we een onbekende zijn hang naar intellectuele roem nog wel willen vergeven; wat mijn verdenking wekte, was de gezegende geest van die laatbloeier, die in luttele maanden zoveel Grieks en Hebreeuws had verstouwd dat elke kwestie betreffende die beide talen aan hem moest worden voorgelegd, als aan de meetlat van Lesbos.Ga naar voetnoot5. Vooral om deze reden wachten we vol ongeduld op zijn boreling, om ons hart op te halen aan de charmes van die nieuwigheid; en misschien zal hij eindelijk geboorte geven aan wat hij nu al twee jaar lang met pijn en moeite aan het uitpersen is, tenzij hij zwanger gaat van een olifant. Van je verweerschrift tegen die kerel maak ik me nu een voorstelling, want dit kun je niet op je laten zitten. Je zult er je tegenstander zo mee vermalen dat ik denk dat niemand er ooit ellendiger aan toe zal zijn: deze Marsyas zal op zijn Apollo stuiten!Ga naar voetnoot6. Hoewel niemand van die halve geleerden ooit een antwoord van jou verdient, maakt toch het vuige karakter van sommigen het nodig dat je reageert, want zij zullen zich een reusachtige overwinning voorspiegelen als je zwijgt. Je kent immers dat slag mensen, dat verscholen achter hun hoogstaande religiositeit een nietsontziende dictatuur uitoefent, die nog te verdragen zou zijn als niet ook de schone letteren onder vuur lagen. Onlangs nog hoorde ik zo'n monster tegen het volk brullen, en ik had er schik in, want meestal verzint hij ‘iets groots, dat de long vol geestdrift uitblaast’,Ga naar voetnoot7. dat bij nadere beschouwing niets met de evangelische leer gemeen heeft. Leve jouw genie, Erasmus, grote leidsman in de theologie. Geef nooit het | |
[pagina 302]
| |
werk op dat je op je hebt genomen, zoals je altijd hebt gedaan. Alle geleerden zijn er immers volledig van overtuigd dat jij geboren bent als de Hercules die deze heilloze monsters moet verdelgen. Niemand zal jou uit je hoge positie verjagen, daar al je werken op gelukkige wijze de geest ademen van Christus de almachtige God. Mijn broer Anton, die jou ten zeerste genegen is, laat je groeten; hij is nu suffragaanbisschop van Spiers. Het ga je goed, beste Erasmus. Freiburg im Breisgau, 24 mei 1520 |
|