De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdErasmus van Rotterdam aan Luis Vives, gegroetWie kent een groter geluk dan jij, zeergeleerde Vives? Jij oogst zelfs dank wanneer je kwaadspreekt,Ga naar voetnoot1. terwijl ik me, ook wanneer ik vriendelijke dingen schrijf, haat en afgunst op de hals haal. Ik heb gepoogd de bronnen van de ware vroomheid en godsdienst te openen, ik heb mij ingespannen om de theologie, al te zeer vervallen tot het stellen van overbodige, spitsvondige vragen, naar beste vermogen in haar oude luister te herstellen, en sommige monniken gaan tegen mij tekeer alsof ik heiligschennis had gepleegd; voor jou daarentegen zijn de sofisten (toch een prikkelbaar volkje, in de ogen van het publiek) een en al vriendelijkheid en voorkomendheid. Uitstekend; nu de zaak zo goed voor je is afgelopen, moet je in het vervolg doorgaan waarmee je bent begonnen en ervoor zorgen dat de universitaire studies zich op waardevoller zaken richten. Lang geleden al ben ik aangenaam verrast door de openheid en de hoffelijkheid van de universiteit van Parijs, die FaustoGa naar voetnoot2. | |
[pagina 299]
| |
gedurende vele jaren niet alleen in haar midden duldde, maar ook voedde en zijn loopbaan bevorderde. Als ik Fausto noem, komen jou vele dingen voor de geest die ik liever niet aan het papier toevertrouw. Hoe brutaal trok hij dikwijls van leer tegen de theologische vakbroeders! Hoe weinig kuis verliep zijn docentschap! En iedereen wist hoe hij erop los leefde. Zijn vele zonden werden hem door de Fransen vergeven omwille van zijn kennis, die nochtans ternauwernood boven de middelmaat uitstak. De bonzen van deze universiteit hebben een hekel aan het Drietalencollege, dat zonder een cent te kosten iedereen steun biedt bij zijn reguliere studie en niet alleen voor de universiteit, maar ook voor het hele machtsgebied van de vorst een grote aanwinst is. Ze hebben een hekel aan hoogleraren met een onberispelijke levenswandel, een kuise loopbaan en een geleerdheid die verre te verkiezen is boven die van Fausto. De universiteit van Parijs heeft zonder twijfel altijd de eerste plaats bezet in het soort studies dat ze voor ogen had, maar toch verheugt ze zich over de toestroom van de betere literatuur die haar van alle kanten ten deel valt. Ze biedt plaats aan iedereen die over welk onderwerp ook en tegen welke beloning ook onderwijs aanbiedt. Maar toen Wilhelm Nesen hier was begonnen aan een gratis toegankelijke collegereeks over de Geografie van Pomponius Mela,Ga naar voetnoot3. heeft men hem daarvan niet minder hardhandig weerhouden dan wanneer hij van plan was geweest de hele stad in de as te leggen. Niet zo lang geleden was het met deze universiteit droevig gesteld. Nu ze dankzij de schone letteren aanzien heeft gewonnen, staat men er versteld van hoe hoog ze van de toren blaast en hoe almachtig ze zich waant. Maar hoe tragisch dit ook is, we hebben het aan slechts twee of drie mensen te danken. Ook al laten zij zich niet vermurwen, toch zullen ze het uiteindelijk afleggen tegen de betere studies die van dag tot dag in kracht toenemen, vooral als jij je in deze strijd een soort CamillusGa naar voetnoot4. zult betonen. Over Budé vertel je me weliswaar niets nieuws, maar toch ben ik bijzonder ingenomen met je volkomen terechte lof van een man die een zeer goede vriend van mij is. Hij zal Erasmus nooit van zich vervreemden, ook al zou hij gruwelijke schotschriften tegen mij uitbrengen, zo ondenkbaar is het dat onze literaire schermutseling twee geesten kan scheiden die door de gratiën hecht zijn verbonden. Ik hou het bij een sobere brief; het is nu eenmaal mijn gewoonte de banketten van Lucullus te beantwoorden met de karige maaltijden van Diogenes. Maar dit moet je aan mijn bezigheden wijten, niet aan boos opzet. Leuven, [1519] |
|