1101 Aan Albert von Brandenburg
Leuven, 15 mei 1520
Erasmus van Rotterdam aan de hoogwaardige vader Albert, kardinaal van Mainz
Dikwijls spreid ik mijn vleugels uit om naar u toe te vliegen, hoogwaardige heer en doorluchtige vorst, maar telkens doet zich iets voor wat mij hier vasthoudt. Onze Karel wordt een dezer dagen verwacht. Er zijn voorbereidingen gaande voor een ontmoeting van de koningen van Frankrijk en Engeland omstreeks 1 juni,Ga naar voetnoot1. met alle bijbehorende pracht en praal, en men roept mij op daarbij aanwezig te zijn. Intussen stuur ik u een afschaduwing van Erasmus;Ga naar voetnoot2. een afbeelding van Uwe Hoogheid is immers reeds in mijn bezit. U beschikt zodoende nagenoeg over de hele Erasmus. Een beter beeld van mij, voor zover er iets goeds in mij is, vindt u uitgedrukt in mijn boeken. Een lichamelijke afbeelding is door een voortreffelijk kunstenaar in brons gegoten. Als er dan nog iets van Erasmus overblijft, kan Uwe Hoogwaardigheid daarop haar recht laten gelden, want ik ben en blijf u volkomen toegewijd, welk land mijn nietige lichaam ook zal herbergen. Moge de almachtige Christus u nog lang in goede gezondheid en welstand bewaren.
Leuven, 15 mei 1520