1099 Aan Richard Foxe
Leuven, 5 mei 1520
Erasmus van Rotterdam aan de hoogwaardige vader Richard, bisschop van Winchester, gegroet
Het laat zich nauwelijks zeggen, hoogwaardige bisschop, hoezeer het alle goede mensen tegen de borst stuit dat Edward Lee met zulke onverbloemde beledigingen tegen mijn goede naam tekeer is gegaan. Hij heeft immers niet zozeer mij geschaad als alle beoefenaars van de schone letteren, ten behoeve van wie ik mij altijd in het zweet heb gewerkt. Talloze brieven van vrienden, talloze waarschuwingen van mij hebben hem er niet van kunnen weerhouden een forse smet te werpen op zowel zijn eigen blazoen als dat van mij. Zijn boek is onder ongunstige voortekenen verschenen en heeft mijn reputatie niet weinig geschaad, maar de zijne nog veel meer. Op zijn gescheld heb ik met meer beheersing geantwoord dan sommigen wilden. Op zijn argumenten heb ik geantwoord op een manier die me voldoende verzekert dat hij er nooit een weerwoord op zal geven, al heb ik nergens grove taal gebruikt.
Hiermee nog niet tevreden heeft Lee, naar men zegt, een tweede pamflet in elkaar gezet, veel venijniger nog, dat hij naar Parijs heeft gestuurd om te laten drukken.Ga naar voetnoot1. Hij luistert niet naar de goede raad van zijn vrienden en zal nooit ophouden als hij niet door uw gezag wordt beteugeld. Was dat maar gebeurd voordat deze brand was uitgebroken! In Londen heeft hij een kartuizer opgestookt (ik geloof dat hij John Batmanson heet), een jongeman die over bijzonder weinig ontwikkeling beschikt, zoals uit zijn geschriften blijkt, maar eerzuchtig is tot in het krankzinnige. Als uw gezag het woelzieke geraas van Lee aan banden legt, zal dat niet alleen aan mijn studiewerk ten goede komen, maar ook aan dat van Edward, die nu zijn eigen tijd verspilt en die van mij. Het ga u goed.
Leuven, 5 mei 1520