De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1094 Van Jan de Hondt
| |
[pagina 278]
| |
heb ik inmiddels ingevuld met de trouw die u van mij mag verwachten, zonder iets te vermelden wat voor Uwe Eerwaarde in de toekomst ongewenste gevolgen of moeilijkheden met zich mee kan brengen. Ik mag nochtans, hooggeachte heer, niet verzwijgen dat zich een groot gevaar voordeed toen ik in Doornik verbleef en de landdekens er op de gebruikelijke manier rekening aflegden. Onze Barbier had namelijk verzuimd zijn brief getiteld significamus te overleggen, anders gezegd, de brief waarmee wordt betuigd dat hij aan het hof van de katholieke koningGa naar voetnoot4. verblijft en zich daar daadwerkelijk ophoudt. Door dit verzuim was het bijna gebeurd - als ik niet herhaaldelijk en dringend tussenbeide was gekomen bij de officialen van de hoogwaardige bisschop van DoornikGa naar voetnoot5. - dat de prebenden van de parochiekerk van Sint-Gillis-Waas en van twee kapelaanschappen, die van Sint-Niklaas-Waas en Gent, in beslag waren genomen en aan genoemde bisschop waren toegewezen. Ik heb echter met mijn inmenging, zoals ik zei, gedaan gekregen dat niets van deze prebenden verloren gaat, op voorwaarde dat ik tussen nu en de aanstaande feestdag van de heilige Johannes aan genoemde heren een dergelijk significamus zal tonen en de geldigheid ervan zal bevestigen. Ik heb vroeger vaak genoeg geschreven dat het aanbeveling verdient die brief elk jaar tegen Pasen te overleggen; naar de reden waarom die brief tot op heden niet is aangekomen, kan ik alleen maar gissen. Verder schrijft u, hooggeachte heer, met betrekking tot het opgeven van de prebenden die Barbier van mij heeft overgenomen en de toewijzing van een jaargeld door de tweede kapelaan van de heer van Chièvres,Ga naar voetnoot6. dat u de hele zaak, behoudens mijn akkoord, overlaat aan het oordeel van Barbier zelf. Als voornoemde Barbier in het gezelschap van de lang verbeide koning zal zijn aangekomen, zal ik met hem een eerzame overeenkomst sluiten en mij niet voor een regeling lenen die Uwe Eerwaarde enig nadeel of ongewenst gevolg oplevert; ik zal uw belangen integendeel verdedigen alsof ze de mijne waren. Het zal niet gebeuren dat u in mij een ander zult vinden dan degene die u door anderen is beschreven. Mijn eerbiedwaardige meester Jacob van Tielt, precentor en kanunnik te Kortrijk en secretaris van de hoogwaardige bisschop van Doornik, stuurt een nette jongeman naar Leuven, genaamd Johannes SotiGa naar voetnoot7. en afkomstig uit | |
[pagina 279]
| |
Aardenburg, om zich in het College van de Lelie te bekwamen in de vrije kunsten. Hij is arm maar hoogbegaafd en de bisschop heeft hem vanwege zijn gaven reeds enkele jaren lang een literaire en muzikale opvoeding gegeven die zijn vruchten heeft afgeworpen. Hij heeft nog grootsere plannen met hem als hij zijn studie blijft voortzetten op de manier waarop hij eraan is begonnen. De heer Van Tielt laat u hartelijk groeten en verzoekt u zo goed te zijn de jongeman bij de regentGa naar voetnoot8. van voornoemd college aan te bevelen. Het ga Uwe Eerwaarde intussen goed; het is mijn wens u dag en nacht met al mijn krachten ter wille te zijn. Kortrijk, 28 april 1520 De dienaar van Uwe Eerwaarde, Jan de Hondt, kanunnik te Kortrijk en landdeken van diezelfde plaats Aan de hooggeachte en zeergeleerde heer Erasmus van Rotterdam, voortreffelijk leermeester in de bijbelse studies, verblijvend in het College van de Lelie te Leuven Te Leuven |
|