De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1091 Aan Lieven Algoet
| |
[pagina 271]
| |
zigheid je minder ijverig maakt in de studie, want die zou door mijn afwezigheid juist moeten toenemen. Naarmate je meer tijd hebt door de vrijstelling van de taken die je voor mij verricht als ik thuis ben, hoor je meer aandacht aan de boeken te geven. Dat was althans wat ik hoopte toen ik je in Leuven achterliet, meer denkend aan wat jou van pas kwam dan aan mijn eigen gemak. Span je dus in om mij niet bedrogen te doen uitkomen en doe er alles aan om te voorkomen dat ik na mijn terugkeer word getroffen door iets wat mijn thuiskomst minder aangenaam zou maken. Je kent de woorden van Terentius: ‘Zo gaat het wanneer de meester van huis is,’Ga naar voetnoot1. en ook deze: ‘Wie zijn plicht doet uit vrees voor straf, neemt zich in acht zolang hij denkt dat hij betrapt zal worden; verwacht hij dat het niet in de gaten zal lopen, dan toont hij zijn ware aard.’Ga naar voetnoot2. Het volgende past beter bij jou: ‘Degene die je met weldaden aan je bindt, doet graag zijn plicht, of je er nu bij bent of niet.’Ga naar voetnoot3. Mij is die gedachte van Mitio altijd goed bevallen; aan jou nu ervoor te zorgen dat ik daar geen spijt van krijg. Mijd als de pest bepaalde gezelschappen waarop het woord van Menander van toepassing is: ‘Kwade samensprekingen verderven goede zeden.’Ga naar voetnoot4. Wijk geen duimbreed van de zijde van Carinus. Hij is weliswaar maar enkele jaren ouder dan jij, maar zo deugdzaam en leergierig dat je nauwelijks een ander zult vinden aan wie je je zo kunt optrekken om een beter of geleerder mens te worden. De natuur heeft je begiftigd met een gezegend verstand; daarmee kan men je gelukwensen, maar je verdient geen lof als je de goede gave van de natuur niet als een vruchtbare akker tot bloei brengt door je eigen inspanning, terwijl je je een ware schande op de hals zult halen als zal blijken dat je je talent vergooit. Het is geen geheim voor je wat je brave ouders van je verwachten en ook weet je wat je verschuldigd bent aan Mark Lauwerijns, die jou met een waarlijk vaderlijke genegenheid bij mij heeft aanbevolen. Dan zwijg ik intussen nog van wat je mij verschuldigd bent; ik heb je altijd als een zoon behandeld, niet als een bediende. In elk geval nemen bij velen de verwachtingen nog toe doordat je op vertrouwde voet met Erasmus hebt samengeleefd. Aan al die verwachtingen kun je slechts door grote ijver tegemoetkomen en je hebt nu een leeftijd waarop men heel gemakkelijk leert en bestand is tegen zware inspanningen. Anderen worden van de studie weerhouden door een gebrek aan geld, boeken of leermeesters. Aangezien jij niets hiervan te kort komt dankzij de vrijgevigheid van je vrienden, heb je geen excuus als je je niet degene betoont die je zou moeten zijn; alle schuld zal alleen op jou terechtkomen. | |
[pagina 272]
| |
Hoewel dit vele je in voldoende mate zal aanvuren, denk ik, om een rechtschapen en ontwikkeld man van de beste soort te willen worden, moet het voor een edele geest toch een extra aansporing zijn dat je in Leuven zoveel jongens en jongemannen ziet die zich tot hun lof in de klassieke letterkunde bekwamen, met niet minder succes dan bezieling. Dan heb je er ten slotte voor te zorgen dat je recht doet aan je achternaam, om te voorkomen (ik mag er niet aan denken) dat in de toekomst sommigen ‘Algoet’ voor de grap veranderen in ‘Alquaet’, de betekenis van je naam omkerend door de verdraaiing van een lettergreep. Integendeel, je moet alles op alles zetten om de indruk te geven dat die achternaam geen toeval is, maar jou op gezag van een of andere godheid ten deel is gevallen. Dat ik je zo nadrukkelijk waarschuw, heeft niet te maken met twijfel aan je goede bedoelingen, maar met het feit dat we ons om degenen wie we van ganser harte alle goeds toewensen, zelfs zorgen maken wanneer er niets aan de hand is. Als daarginds brieven zijn aangekomen waarvan je denkt dat ze niet zo belangrijk zijn, bewaar die dan tot ik ben teruggekeerd. Doet zich iets voor wat geen uitstel kan lijden en beschik je niet over een betrouwbare bode, rep je dan zelf hierheen. Het ga je goed. Antwerpen, 13 april 1520 |
|