1065 Aan Antoine de la Marck
Leuven, 16 februari [1520]
Erasmus van Rotterdam aan de hooggeachte jongeheer Antoine de la Marck, abt van Beaulieu, gegroet
Een persoonGa naar voetnoot1. die u bekend is, had mij verzekerd dat ik bij Uwe Hoogheid in niet geringe mate in de gunst zou komen als ik u zou verleiden met de opdrachtGa naar voetnoot2. van een uitvloeisel van mijn studie. Maar zoals ik merk, is het anders gelopen; ik lijk mij van u te hebben vervreemd met juist datgene waarmee ik u voor mij probeerde te winnen. Aan uw eerlijkheid, trouw en standvastigheid wens ik niet te twijfelen. Ik weet niet of het gunstige effect van mijn gebaar is tenietgedaan door dezelfde persoon die mij ertoe had aangezet, dan wel of het boek zelf onvoldoende bij u in de smaak is gevallen.
Aangaande uw belofteGa naar voetnoot3. wil ik uw gemoed niet bezwaren. U hebt mij vrijwillig en uit eigen beweging iets beloofd wat ik niet vroeg en niet verwachtte; op mijn beurt ontsla ik u vrijwillig en uit eigen beweging van uw verplichting. Ik zal mij er niet over beklagen dat uw poging niet het succes heeft gehad dat u zich had voorgesteld, mits u doet wat u zelf in de hand hebt en Erasmus' blijken van genegenheid beantwoordt. De zaak zelf leert mij dat het geluk er voor een groot deel uit bestaat geen al te hoge verwachtingen te koesteren. Had ik mij aan uw belofte vastgeklampt, dan zou ik nu worden gekweld door frustratie, maar omdat ik slechts lichte hoop had, voel ik niet veel pijn nu die is vervlogen. De koningGa naar voetnoot4. zelf heeft mij zaken aangeboden die datgene wat u hebt durven beloven, ruimschoots overtreffen. Verre van u kwalijk te nemen dat u niet hebt gedaan wat u op uw schouders had genomen, ben ik u dankbaar dat u het gewenst en geprobeerd hebt. Het ga u goed, hooggeachte heer.
Leuven, 16 februari [1519]