De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121

1059 Aan een Leuvense theoloog
[Leuven, januari 1520]

Erasmus van Rotterdam aan een zekere theoloog, gegroet

Geachte heer, Homerus vraagt zich af waarom mensen nooit genoeg krijgen van oorlog, terwijl ze van alle andere zaken oververzadigd raken,^1. maar ik verbaas me er eerder over dat wij geen genoeg krijgen van relschopperij. Ik verneem dat sommigen wederom met grote ijver iets tegen mij aan het bekokstoven zijn en mijn boeken uitvlooien, iets waartoe ze nooit het plan opvatten als ze zich niet in hun woede willen wreken. Ik had gehoopt dat het de studiën rustiger zou vergaan na de dood van Briart^2. en verwachtte niet dat op dit gebied Elia zijn Elisa's zou krijgen.^3. Laat u zich zien als de man die u hebt beloofd te zullen zijn. Hoewel de brieven^4. zijn uitgegeven voordat

1. Homerus, Ilias xiii, 633/39.

2. Jan Briart stierf op 8 januari 1520.

3. Zie 1 Koningen 19:19/21.

4. Farrago nova epistolarum (Bazel, 1519).

[p. 181]

hier vrede werd gesloten, staat er niets in waardoor iemands naam wordt besmet, tenzij men zich in bepaalde passages wenst te herkennen. Het ga u goed, en waakt u over de rust aan de universiteit, iets waarbij u meer belang hebt dan ik.

Uw Erasmus