1050 Aan Adriaan van Baerland
[Leuven, december 1519]
Erasmus aan zijn vriend Adriaan van Baerland, gegroet
Ik wil niet graag geloven wat door sommigen wordt verteld, namelijk dat jij om een of andere reden boos bent op Goclenius en kwaad van hem spreekt;Ga naar voetnoot1. dit strookt namelijk niet met jouw open karakter en evenmin met zijn verdiensten. Hij is een bij uitstek geleerd en bovendien niet minder rechtschapen dan geleerd man, die niemand benijdt om zijn roem. Bovendien is het in deze tijd wenselijk dat degenen die de letteren hooghouden, de rangen sluiten, nu van alle kanten de troepen van de barbaren steeds dichter samendrommen. Het is me niet ontgaan dat deze universiteit lieden herbergt die in hun verdorvenheid anderen door het slijk halen, ook degenen die hun nooit iets hebben misdaan of aan wie zij zelfs veel te danken hebben. Als zij niet kunnen worden genezen, blijf jij dan, beste Barlandus, tenminste jezelf gelijk en laat je niet aansteken door hun manier van doen. Het ga je goed; als je wilt, zullen we hier uitgebreider over praten.
[1518]