1049 Aan Maarten Lips
[Leuven], 1519
Erasmus van Rotterdam aan de heer Maarten van Brussel, gegroet
Hartelijk gegroet. Ik ben zo overstelpt door studiebezigheden dat ik geen tijd heb om naar je toe te komen, ook al wil ik het nog zo graag. Jan Fage zweert dat hij niet de auteur is van het beruchte pamflet.Ga naar voetnoot1. Ik vermoed dat Lee de auteur is, of in elk geval de aanstichter, als mijn ingeving me niet bedriegt. Ik vat de zaak niet te zwaar op, mijn geweten is zuiver; zou ik echter met zekerheid kunnen weten om wie het gaat, dan zal hij zich als een afschrikwekkend voorbeeld voor anderen gesteld zien, wie die satansknecht ook is. Zorg jij ervoor dat je behagen blijft scheppen in de gewijde letteren, zonder ruzie die jouw gemoedsrust verstoort en mijn zaak niet veel vooruithelpt.
Morgen ga ik naar Antwerpen om er het Hebreeuwse boek te kopen, tenzij jij daar anders over denkt. Het ga je goed, dierbare Maarten, mijn zoon in jaren, mijn broeder in het priesterschap; op de opschudding die door die waardeloze lieden wordt veroorzaakt, moet je grootmoedig neerkijken, steunend op de hemelse bijstand van Christus.
1519
Je Erasmus