De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1042 Aan [Jan van Winckele?]
| |
Erasmus aan zekere tegenstander, gegroetHet was mij niet ontgaan hoe je misbruik maakte van je tong voordat de eendracht werd bereikt,Ga naar voetnoot1. maar nu is overeengekomen dat alle oude kwesties zouden worden vergeten, verneem ik dat jij je etentjes telkens weer kruidt met de meest giftige aanvallen op mijn positie, mijn levenswandel en mijn reputatie. Zelfs als ik iemand was over wie men dergelijke zaken terecht kan opmerken, moet je toch weten hoe schandelijk het is je gram te halen met | |
[pagina 143]
| |
hatelijke uitlatingen, zeker aan tafel. Intussen ben je voor je gasten een verderfelijk voorbeeld, temeer daar je praat over zaken waarvan je niets begrijpt. In plaats van te kletsen zou je beter de canon van Hippocrates kunnen doornemen, zodat je iets te vertellen hebt aan de patiënten die je raadplegen. Ik weet dat de verdachtmakingen gebaseerd zijn op een tweetal volkomen verkeerd begrepen brieven,Ga naar voetnoot2. zoals ik gemakkelijk kan aantonen aan wie bij zijn verstand is. Maar wat aan te vangen met een bezetene? Het zou echter te ver voeren dit uit te leggen. Om het kort te houden: als je je giftige praat zou matigen, zou je een betere dienst bewijzen aan je waardigheid. Zelf heb ik meer dan genoeg moeten slikken om te voorkomen dat rondom mij een rel zou uitbreken, en tot dusver houd ik hardnekkig vast aan de overeengekomen vrede. Ik beschuldig Luther nergens van en verdedig hem evenmin. De feiten zullen uitwijzen dat het zo is. Om deze reden wil ik me niet inlaten met hun zaken, en dit zal ik aantonen met betrouwbare en gedegen argumenten. Mocht jij doorgaan mijn naam moedwillig door het slijk te halen, pas dan maar op dat ik op mijn beurt mijn zachtzinnigheid niet laat varen en jij nog na duizend jaar tot de giftige roddelaars, de ijdele blaaskaken en de kwakzalvers wordt gerekend. Ik mag niet hopen dat het zover komt. Mij zijn de christelijke beginselen liever en ik nodig je uit die in acht te nemen. Het ga je goed. Leuven, [1518] |