De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1039 Aan Jan Šlechta
| |
[pagina 132]
| |
geen enkel ander volk zo graag oorlog voert tegen betaling. Zodoende bereidt men zich voor op de oorlog door uit roven te gaan en is de oorlog eenmaal voorbij, dan storten ze zich op wat ervan over is. En omdat niets zo onvoordelig is zonder dat iemand er wel voordeel van trekt, zorgen degenen die hun brood verdienen met het escorteren van reizigers en kooplui er soms voor dat de weg onveilig is, om te voorkomen dat er geen behoefte bestaat aan hun hulp. In mijn opvatting zou het beter zijn tegen dit soort misstanden op te treden met verstandige maatregelen, zodat ze niet meer gebeuren, in plaats van het gebeurde te bestraffen. Waar het verkeer het drukst is, zou men het dichte geboomte langs de weg kunnen opruimen en de route kunnen beveiligen door de aanbouw van dorpen, boerderijen en verdedigingswerken. Ik acht het waarlijk geen geringe schande dat de Duitse steden en vorsten in hun machtsgebieden niet voor elkaar krijgen wat de Zwitsers in hun kantons wel tot stand brengen, steunend op hun volksbesluiten. Maar wellicht zal onze vorst Karel het kwaad verhelpen, want zoals hij de machtigste is, zo betracht hij ook als geen ander de gerechtigheid. Verder, wat betreft de godsdienstgeschillen: de ramp zou minder groot zijn, denk ik, als iedereen dezelfde dwaling deelde. Nu is onder velen van jullie niet alleen sprake van dissidentie, zoals dat heet, ten opzichte van de katholieke kerk, maar bevechten jullie elkaar ook onderling met verschillende dwalingen. Immers, dat zich joden onder jullie bevinden, hebben jullie gemeen met Italië en de overige Duitse landen, maar vooral met Spanje. Maar wie zou geloven dat er nog steeds mensen bestaan die zich achter de stompzinnige leer van Epicurus scharen en ontkennen dat onze ziel voortleeft na de dood? Ook hier treft men overal lieden aan die leven alsof ze niet geloven dat er na de dood nog iets is, maar toch is niemand zo dwaas dat hij van een dergelijke leer de vlaggendrager of een volgeling zou willen zijn. Zo vindt men ook grote aantallen nicolaïeten, die hun vrouwen delen met vele anderen, maar er is niemand die dit als een leer verkondigt, ook al was Plato, een eerbiedwaardig auteur, niet afkering van het idee.Ga naar voetnoot3. Maar ik vraag je, beste Šlechta, schamen die lui zich niet dat ze ketters worden genoemd? Niets is smadelijker dan die term, die voor hen niettemin nog te vleiend is. Want wat gelooft iemand nog die de onsterfelijkheid van de ziel loochent? Welke waarde kent iemand toe aan het evangelie die wil dat echtgenotes promiscue zijn? Het verbaast mij altijd weer dat niets zo monsterlijks kan worden uitgedacht of men vindt er wel aanhangers voor. Pythagoras verbood de stervelingen het eten van bonen,Ga naar voetnoot4. en hij vond mensen die zich dit ontzegden. Er | |
[pagina 133]
| |
zijn lieden geweest die leerden dat het van ouderliefde getuigde als zonen hun bejaarde vaders om het leven brachten, en men heeft een volk aangetroffen dat dit plechtig in praktijk bracht.Ga naar voetnoot5. Anderen beweerden dat alle persoonlijk bezit zondig was, en er zijn mensen opgedoken, zoals de heilige Augustinus getuigt in zijn overzicht van ketterijen, die hun tijd doorbrachten in ledigheid en leefden van bedelarij, intussen iedereen als zondaar uit hun midden stotend die met werken in het onderhoud van vrouw en kinderen voorzag.Ga naar voetnoot6. Weer anderen meenden dat de verlossing van de wereld te danken was aan Judas de verrader, en het ontbrak hun niet aan volgelingen die hem als een oppergod vereerden.Ga naar voetnoot7. Er zijn mensen geweest die elke dag ontelbare psalmen ten gehore brachten en intussen niets anders deden, en ook die malligheid kreeg navolgers.Ga naar voetnoot8. Er zijn mensen geweest die beweerden dat wie trouw was in het huwelijk, nog erger zondigde dan zij die vrouwen voor iedereen beschikbaar wilden stellen, en zij hebben hun naam kunnen geven aan een eigen sekte. Er zijn mensen geweest die het een vrome daad noemden als ouders hun kinderen levend verbrandden, en men heeft lieden aangetroffen die door deze goddeloze leer waren overtuigd. Zo goedgelovig is het mensengeslacht en zo groot de verscheidenheid van opvattingen. Ik geloof zelfs dat als nu iemand zou opstaan die leert dat mannen en vrouwen, als blijk van godsvrucht, samen naakt op het marktplein moeten gaan dansen, een sekte compleet met leiders en aanhangers zou ontstaan. Des te meer moeten gezagdragers ervoor oppassen niets te onderwijzen of af te kondigen dat niet overeenstemt met de regels die Christus heeft vastgelegd. Maar om deze monsterlijkheden, zoals de redelijkheid vereist, buiten beschouwing te laten: je toont aan dat het hele koninkrijk Bohemen en ook het markgraafschap Moravië in drie sektes is verdeeld. Was het maar zo, beste Šlechta, dat een of ander vroom genie dat drietal tot een eenheid kon maken! Maar zolang iedereen zijn eigen belangen nastreeft, vergaat het de gemeenschap en ieder persoonlijk slecht en vindt men nauwelijks vindingrijke personen, behalve ten behoeve van de levenswijze die het gemene volk aanhangt en waarmee het, naar men zegt, bij ons nog erger is gesteld dan bij de Turken. Ik heb het niet over de artikelen die we tot het geloof rekenen, maar over de zaken die als de bronnen zijn waaruit de evangelische vroomheid voortvloeit, namelijk verachting van geld, verachting van maatschappelijk aanzien en matiging van de aandoeningen van woede, haat en afgunst; als iemand aan deze begeerten toegeeft, wat baat het dan nog zijn geloof te belij- | |
[pagina 134]
| |
den? Als bij ons de hebzucht van grote waarde is, als voor de eerzucht hetzelfde geldt, als de wellust zich misdadig uit en de haat op woeste wijze, als de naijver schade aanricht en de boosaardigheid met gif gepaard gaat, wat voor zin heeft het dan Christus te erkennen, die mens is geworden om ons van deze zaken te weerhouden? Wie verontwaardigd opvliegt als ik deze dingen zeg, kan zich met zijn verontwaardiging beter wenden tot de apostel Jakobus, die hierover met nadruk en uitvoerig spreekt in zijn brief. De sekte die jij als eerste vermeldt, zou wat mij betreft ook de enige mogen zijn. Wat komt immers het beeld van de hemelse hiërarchie meer nabij dan een stelsel van ordelijke rangen dat uitmondt in een enkeling? Of wat is geschikter om onenigheid uit de wereld te bannen? Als een of andere vorst het op dwingelandij aanlegt, wordt hij tot rede gebracht door de gebeden, de vermaningen, de leer en het gezag van de paus van Rome. Gedraagt enige bisschop zich als een tiran, dan is er iemand op wie het hulpbehoevende volk een beroep kan doen. Is er iemand die een duivelse leer te berde brengt, dan is er nog altijd de Romeinse herder die uit de zuiverste bronnen van de evangelische wijsbegeerte zaken put die de rentmeester en plaatsvervanger van Christus waardig zijn. Mocht het gebeuren dat de eerste onder de bisschoppen soms geen antwoord geeft, dan geldt ten eerste dat wie over alle mensen de leiding heeft, niet iedereen tevreden kan stellen, en ten tweede dat wij de plicht hebben alles zoveel mogelijk ten goede te duiden. Bovendien moeten we veel van wat er gebeurt niet toeschrijven aan de paus, maar aan degenen in wie hij noodgedwongen vertrouwen stelt. Verder moet men zich er rekenschap van geven dat hij aan het hoofd van mensen staat, maar zelf een mens is, en dat wederzijdse eendracht niet lang in stand blijft als wij van onze kant - zoals hij zich in zijn mildheid dikwijls inschikkelijk betoont tegenover ons - hem niet zijn gang laten gaan overeenkomstig de noden van de tijd, temeer daar de leer van de apostel luidt dat wij zelfs verdorven en nukkige vorsten moeten gehoorzamen,Ga naar voetnoot9. voor zover dit kan zonder de vroomheid te schaden. In dit opzicht begaat de tweede groep naar mijn mening een ernstiger fout door op verbeten wijze het oordeel en het gebruik van de kerk van Rome te verwerpen dan door het nuttigen van de eucharistie onder beide gedaanten als een vrome praktijk te beschouwen. Had Eugenius in deze zaak - als althans het verslag in je brief klopt - maar liever acht geslagen op de eendracht in de samenleving dan op zijn persoonlijke gevoelens! Als de Bohemers mij in deze zaak om raad hadden gevraagd, zou ik nochtans hebben gesteld dat het, hoewel voor hun betreffende standpunt veel te zeggen valt, toch beter is zich te schikken dan zich te verzetten, temeer daar de over- | |
[pagina 135]
| |
grote meerderheid van de christenen hun praktijk niet navolgt. Niettemin verbaast het mij, om eerlijk te zeggen wat ik denk, waarom men heeft gemeend iets te moeten veranderen wat door Christus is ingesteld, want de redenen die men hiervoor aanvoert lijken niet bijster overtuigend. Dat voorts de beweging van de pygharden zich ver heeft verwijderd van het evangelische vredesideaal hoeft niet te verwonderen, aangezien de beweging, zoals je schrijft, van een misdadige stichter is uitgegaan. Als immers de paus van Rome de Antichrist is omdat er in het verleden wel eens goddeloze pausen zijn geweest, of als de kerk van Rome een hoer is omdat zij onder haar kardinalen, bisschoppen en andere dienaars af en toe schurken telt, dan kunnen we voortaan net zo goed geen enkele bisschop, pastoor of vorst nog gehoorzamen - om niet te zeggen dat dan iedereen de mogelijkheid krijgt deze of gene die hem niet aanstaat, als goddeloos te beschouwen. Hoeveel aannemelijker is niet de opvatting van Augustinus dat de gaven die God ons door de sacramenten schenkt, niet worden aangetast door de zeden van degene die ze toedient, ook al staan priesters de zwaarste straffen te wachten als hun goddeloze zeden ertoe leiden dat de vererenswaardige naam van onze Heer Jezus Christus bij de onwetenden en de zwakkeren in een kwade roep wordt gebracht. Mochten zij alle perken te buiten gaan en openlijk volharden in hun misdadigheid, dan moeten zij op een of andere manier tot de orde worden geroepen, maar niet iedereen heeft zomaar het recht tegen hen op te treden; bovendien mag er geen wapengekletter aan te pas komen, om te voorkomen dat het geweld, als het eenmaal is toegelaten, ook onschuldigen treft. Dat zij zelf hun priesters en bisschoppen kiezen, is niet in tegenspraak met het gebruik in de Oudheid. De heilige NicolaasGa naar voetnoot10. werd op die wijze verkozen en Ambrosius eveneens, maar de procedure van de canonieke keuze bestond destijds nog niet; op dezelfde manier werden vroeger ook koningen door het volk aangewezen. De veelvuldige rellen onder het volk leidden er vervolgens toe dat de zaak werd overgelaten aan het oordeel van een kleine groep. Dat men overigens onontwikkelde en ongeletterde lieden kiest, zou nog te verdragen zijn als hun gebrek aan geleerdheid werd goedgemaakt door een vrome levenswandel. Nu lijdt het volk onder een dubbele ramp als zij even goddeloos als onontwikkeld zijn. Intussen zie ik niet wat men zou kunnen aanmerken op het feit dat ze elkaar broeders en zusters noemen. Was het maar zo dat deze aanspreekvorm van wederzijdse genegenheid zich onder alle christenen had gehandhaafd, op zo'n manier dat hun zeden niet zouden afwijken van hun woorden! Dat ze minder gezag toekennen aan geleerden dan aan de Heilige Schrift, | |
[pagina 136]
| |
wat erop neerkomt dat ze meer ophebben met God dan met de mensen, is iets waarin ze gelijk hebben, maar dat ze het gezag van de geleerden steevast afwijzen, is even onbillijk als wanneer zij dit altijd zouden aanvaarden. En hoewel het niet onjuist is dat Christus en de apostelen alledaagse kledij droegen bij hun vieringen, is het toch verkeerd te veronachtzamen wat daarna, niet zonder heilzaam doel voor ogen, door de kerkvaders is ingesteld. Het gaat slechts om ceremonies, maar door middel van ceremonies worden de goddelijke mysteriën nu eenmaal aan het volk overgebracht. Afgezien daarvan, wat voor zin heeft het een breekpunt te maken van een gebruik dat men probleemloos in acht kan nemen, als de paus hun niet zou toestaan dat zij hun riten handhaven in herinnering aan de oudste tijden, zoals hij ook aan de Grieken en de Milanezen hun eigen riten heeft gegund, die sterk afwijken van de onze? Dat zij zozeer op het Onze Vader zijn gesteld - wel, dat behoort ook tot ons officie. Maar zoals het onzinnig is niets toe te laten tot de eredienst op een enkel gebed na, zo zijn ook zij verkeerd bezig die allerlei flauwekul uit willekeurig welke bron in de eredienst mengen. Hun mening over de sacramenten is absurder dan een vrome toehoorder kan verdragen, behalve voor zover men uit deze verderfelijkheden een nuttig inzicht kan afleiden, namelijk dat we onze juiste regels niet mogen misbruiken voor geldgewin, ijdele roem of zelfs tirannie. Ik vraag me af wat hen bezielt dat ze nachtwaken en gematigd vasten verwerpen, aangezien de apostolische geschriften ons deze zaken zo dikwijls aanbevelen, al heb ik liever dat mensen ertoe worden aangemoedigd dan gedwongen. Wat feestdagen betreft, wijkt hun opvatting weinig af van wat men ten tijde van Hieronymus daarover dacht. Vandaag de dag is het aantal feesten uitgegroeid tot een reusachtige massa, terwijl het volk zich nooit misdadiger gedraagt dan juist op die dagen; maar het onmenselijkste aspect is dat degenen die geen andere middelen hebben dan hun dagelijkse werk om hun vrouwen, kinderen en soms nog andere verwanten te voeden, gedwongen worden die dagen geheel in ledigheid te slijten. Feestdagen aan hen opleggen zonder hun iets te geven, wat is dat anders dan hen tot honger drijven? Laat de feesten talrijk zijn, maar dan in de kerken; laat het de rijken vrijstaan eraan deel te nemen, maar dan op zo'n manier dat men de armen toestaat te leven. Men zou tenminste kunnen toestaan dat zij na afloop van de gewijde viering hun heilige arbeid hervatten. Wat is immers heiliger dan door handenarbeid te voorzien in de noden van zijn kinderen en familieleden? Tegenwoordig wordt voor de eerste de beste bijgelovige bevlieging een feestdag ingesteld, terwijl we zelfs meemaken dat sommige bisschoppen het elk voor zich erop aanleggen een feestdag aan de kalender toe te voegen om hiermee hun episcopaat blijvende luister bij te zetten. Zoals het volk gehoorzaam | |
[pagina 137]
| |
genoeg moet zijn om in acht te nemen wat door de kerkelijke leiders wordt voorgeschreven, zo moeten de laatsten verstandig genoeg zijn om niet met ondoordachte regels van deze soort het volk te bezwaren of een slechte dienst te bewijzen aan de publieke moraal. Tot zover leren we uit je brief de ziekte kennen; kon nu maar een betrouwbaar en doeltreffend geneesmiddel worden uitgevonden! Ik denk dat het mogelijk is, als tenminste enkele goede, ernstige mannen hieraan al hun ijver wijden, temeer daar we Karel als keizer hebben, die de belangen van de christelijke godsdienst met hart en ziel genegen is, en Leo als paus, die bij uitstek zachtaardig en vermurwbaar is. Eendracht kan op bevredigende wijze worden bereikt als elk van beide partijen iets toegeeft aan de andere. Misschien zijn velen huiverig voor de pauselijke heerschappij vanwege de klachten uit naburige landen, waar men roept dat men genadeloos wordt uitgezogen en zucht onder de wreedheid van degenen die pauselijke belangen behartigen. Maar als ik het niet volledig mis heb, zal een zachtaardig en vroom man als Leo gemakkelijk ertoe te bewegen zijn de ingewikkelde berekeningen uit vroeger tijden terzijde te laten en zijn eisen voor de toekomst terug te brengen tot een minimum, zeker als men zich in alle oprechtheid aan hem toevertrouwt als aan een vader. Hij zal zijn winst al groot genoeg achten als de onenigheid wordt uitgebannen en hij vrede en eendracht zal hebben gebracht. De keizer, die, naar ik meen, ook in Bohemen als vorst wordt erkend, zal de zaak ondersteunen met zijn gezag. Wat overigens de wijdingen en de sacramenten betreft, mag men op geen enkele wijze afwijken van de andere rechtgelovigen. Wellicht kan enige toegevendheid worden betoond ten aanzien van standpunten die recent zijn ingenomen. Met betrekking tot de riten kan men zonder moeite water bij de wijn doen, al zou ik liever zien dat alle christenen waar ook ter wereld zich aan dezelfde riten en gebeden houden. Nu kent de verscheidenheid geen grenzen, want iedereen verzint iets nieuws naargelang de inspiratie van het ogenblik, waarna anderen weer zaken toevoegen aan wat ze aantreffen. Naar mijn mening kan de kerk van Rome, die nu als het middelpunt is waaromheen allen zich verenigen, bovendien nog verscheidene volkeren voor zich winnen als zij niet voortdurend allerhande zaken zou vastleggen op de manier die wij passend achten voor wat tot de kern van het geloof behoort, maar alleen de zaken die duidelijk staan uitgedrukt in de Heilige Schrift of die onontbeerlijk zijn voor de verzekering van ons heil. Hiervoor is een beperkt aantal leerstellingen voldoende, en door dit beperkte aantal zullen juist meer mensen zich gemakkelijker laten overtuigen. Tegenwoordig worden aan één artikel zeshonderd andere gekoppeld, waarvan sommige zo weinig om het lijf hebben dat men ze kan vergeten of betwijfelen zonder enig gevaar voor de godsdienst. Bovendien hebben mensen de neiging | |
[pagina 138]
| |
op verbeten wijze vast te houden aan alles wat ooit is vastgelegd. Welnu, de essentie van de christelijke wijsbegeerte is gelegen in het besef dat wij al onze hoop moeten vestigen op God, die ons uit genade alles schenkt door zijn Zoon Jezus; dat wij door zijn dood zijn verlosten door het doopsel deelhebben aan zijn lichaam, opdat wij, dood voor aardse verlangens, ons leven naar zijn leer en voorbeeld inrichten, op zo'n manier dat we niet alleen alle kwaad achterwege laten, maar ons ook voor iedereen verdienstelijk maken. Als ons enige tegenslag treft, moeten wij die moedig verdragen, hopend op de toekomstige beloning die alle gelovigen zonder twijfel bij de wederkomst van Christus te wachten staat. Wij moeten gestaag van kracht tot kracht gaan,Ga naar voetnoot11. op zo'n manier dat wij nochtans op geen enkele verdienste aanspraak maken, maar al het goede toeschrijven aan God. Het zijn vooral deze zaken waarvan men de mensen zodanig moet doordringen dat ze als een tweede natuur worden. Als er lieden zijn die geheimzinnige theorieën wensen op te stellen over de goddelijke natuur of over het goddelijk wezen van Christus of over de sacramenten, om hierdoor hun geest tot hogere sferen op te tillen en los te maken van nederiger aangelegenheden, dan moeten zij dat vooral doen, vooropgesteld dat niet onmiddellijk iedereen wordt gedwongen de mening van deze of gene te belijden. Zoals uitvoerige contracten eerder aanleiding geven tot geschillen, zo ontstaan geloofstwisten uit een veelheid van leerstellige bepalingen. We hoeven ons niet te schamen als we op sommige vragen antwoorden: ‘Hoe het gebeurt, weet God; geloven dat het gebeurt, is voor mij voldoende’. Ik weet dat het reine lichaam en bloed van Christus op reine wijze moeten worden genuttigd door wie rein zijn van geweten; hij heeft dit willen instellen als het hoogheilige teken en onderpand van zijn liefde jegens ons en van de eendracht onder de christenen. Ik moet dus in mijzelf nagaan of er iets is waardoor ik niet met Christus overeenkom of in onmin leef met mijn naaste. Hoe overigens de tien categorieënGa naar voetnoot12. daarop van toepassing zijn, hoe het brood van gedaante verandert door mystieke formules en hoe eenzelfde lichaam onder zo kleine gedaante en op veel plaatsen tegelijk aanwezig kan zijn, draagt volgens mij nauwelijks bij aan de uitwerking van de vroomheid. Ik weet dat ik zal verrijzen: dit immers heeft Christus, die als eerste is verrezen, aan allen beloofd. Wat voor lichaam ik overigens zal hebben en hoe dit hetzelfde lichaam kan zijn dat zo vaak van gedaante is veranderd, zijn vragen waarvan ik niet afkeur dat men ze bij gelegenheid en met mate bespreekt, maar veel moeite eraan besteden draagt bijzonder weinig bij tot ware vroomheid. | |
[pagina 139]
| |
Nu worden door deze en talloze gelijksoortige speculaties, waar sommigen prat op gaan, de mensen afgeleid van de enige zaken die werkelijk van belang zijn. Ten slotte is het van het grootste belang voor de vestiging van een wereldwijde eendracht als de wereldlijke vorsten, maar vooral de paus van Rome, afzien van elke vorm van dwingelandij en hebzucht. Mensen deinzen immers gemakkelijk terug wanneer ze zien dat ze in de val van de slavernij worden gelokt en begrijpen dat ze niet tot vroomheid worden uitgenodigd, maar worden gevangen om als buit te dienen. Als ze merken dat we geen kwaad willen en goede bedoelingen hebben, zullen ze zich moeiteloos overgeven aan ons geloof. Ik zal, zoals je vraagt, de breedvoerigheid van je brief door de vingers zien, op voorwaarde dat je me nog vaak zulke brieven zult sturen, want dingen waaraan we gewend zijn, verdragen we gemakkelijker. Justus Jonas was bij mij juist op het ogenblik dat hij tot rector van zijn universiteit werd verkozen;Ga naar voetnoot13. zelden heb ik een beter man gezien dan hij. Het ga je goed, beste man. Leuven, 1 november 1519 |
|