1038 Aan Erard de la Marck
[Leuven? eind oktober 1519]
Erasmus van Rotterdam aan de hoogwaardige heer Erard, prins-bisschop van Luik, gegroet
Al ruim drie dagen sta ik klaar om naar u te vertrekken, maar een duivelse mist die van geen wijken weet, houdt mij aan huis gekluisterd. Ik wilde u genoegdoening verschaffen voor het feit dat Uwe Hoogheid zonder door mij te zijn begroet hiervandaan is weggegaan.Ga naar voetnoot1. De schuld daarvoor ligt bij uw lijfarts,Ga naar voetnoot2. die de verzekering had gegeven dat u die hele dag bij ons zou doorbrengen. De illustere vorst Albert, kardinaal van Mainz, wiens goddelijke gaven u onlangs van nabij heeft bewonderd, heeft mij een beker ten geschenke gegevenGa naar voetnoot3. die niet alleen groot en zwaar is, maar ook het aanzien loont vanwege zijn uitvoering. Hij voegt toe dat hij mij die geeft nu ik hem ontvlucht en dat ik een nog grotere goedgunstigheid mag verwachten als ik zijn gezelschap opzoek. Het is inderdaad een geschenk dat het waard is door een dergelijk vorst te worden verzonden, al is Erasmus het slechts waard uit aardewerk te drinken. Hij gaf het geschenk zelfs een naam. Hij zegt dat het een liefdesbeker is, vermoedelijk omdat hij twee gelijkwaardige mensen als door een kus tot één persoon verenigt, zo vaak als men wil; degenen die eruit drinken, worden op slag in wederzijdse welwillendheid met elkaar verbonden. Als dit waar is, hadden de Leuvense theologen dan maar twee jaar geleden met mij uit die beker gedronken!
Door hun toedoen heb ik begrepen dat mijne heren de vorsten van BergenGa naar voetnoot4. en de graaf van HoogstratenGa naar voetnoot5. zich enigszins van mij hebben afgewend. Mocht de gelegenheid zich voordoen, wilt u hen er dan op wijzen dat het verstandiger is geloof te hechten aan mensen die zich hebben verzoendGa naar voetnoot6. dan aan mensen die door woede worden beheerst? Om tegen mij los te varen, hebben zij zich laten leiden door volkomen valse verdenkingen, en aan dit alles lag het ressentiment van slechts één manGa naar voetnoot7. ten grondslag. De reden uit eigen beweging over te gaan tot vriendschap was dat zij de zaak beter hadden overdacht. Het een was het gevolg van onrust, het ander van een bezonnen oordeel. Als u dit niet van hen gedaan krijgt, laten zij dan tenminste geen uitspraak in mijn nadeel doen voordat beide partijen zijn gehoord. Als zij van de hele zaak op