De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1030 Aan John Fisher
| |
[pagina 115]
| |
was nu het laatste boek is verschenen, dat ik nog niet heb gelezen, al zal ik dat binnenkort doen. Met Lefèvre heb ik te doen omdat de brave man in Parijs te lijden heeft onder een niet geringe haat, vooral van de zijde van de dominicanen, voornamelijk omdat men zegt dat hij Reuchlin genegen is. Ik hoop dat Uwe Hoogwaardigheid zich tevreden stelt met de overwinning die u in de ogen van de geleerden hebt behaald. Het boek wordt gretig gekocht. De drukkerGa naar voetnoot2. zal dan ook voortaan graag alles op de pers leggen wat u daaraan wilt toevertrouwen, want aanvankelijk deed hij daar vreselijk moeilijk over, zodat ik er nauwelijks in slaagde het werk van hem gedaan te krijgen. Met de theologen is de vrede hersteld nadat zij daar uit eigen beweging om hadden gevraagd. Waren zij maar eerder op dit idee gekomen in plaats van liever schade aan te richten dan zich te verzoenen! Nu blijven de eenmaal in beweging gebrachte ketels van DodonaGa naar voetnoot3. aan het rammelen, vooral wat betreft de verbazingwekkende giftigheid en de onbeschaamde, bijna krankzinnige roddelzucht van sommige monniken. Jacob van Hoogstraten verblijft in Leuven omdat hij Keulen is ontvlucht vanwege de pest of, zoals anderen vermoeden, omdat hij is verdreven door de monniken die de door hem opgewekte haat van zich wilden afschudden. Tot dusver heeft hij niets op touw gezet, maar ik weet niet wat hij de komende tijd van plan is.Ga naar voetnoot4. Met schaamte doe ik mijn beklag over Lee. Ik bid dat Christus hem een geest inplant die een priester en een theoloog meer betaamt. Hij is nog nooit zo druk in de weer geweest als nu, maar niemand krijgt iets van hem los. Froben stelt een derde editie van het Nieuwe Testament in het vooruitzicht. Ik vraag u dan ook met aandrang, met een beroep op uw liefde voor de gewijde studiën, op uw godsvrucht die een bisschop betaamt, op onze vriendschap en op datgene wat Erasmus in uw ogen waard mag zijn, dat u, als u geen afschrift van het hele boek wilt maken, wat ik niettemin het liefst zou willen, althans datgene noteert wat u van enig belang acht; hieruit, gelooft u mij, zal | |
[pagina 116]
| |
geen tragedie voortkomen. Als uw bezigheden verhinderen dat u mij deze dienst bewijst, zorgt u dan tenminste dat More deze taak krijgt toebedeeld, desnoods door hem erom te smeken, als u dat gepast schijnt. Lee zal zijn kletskoek niet ten eeuwigen dage blijven achterhouden, zoveel is zeker. Hij is bezig zijn werk zoveel mogelijk te schragen, maar verklaart niettemin overal dat hij het achterhoudt op wens van zijn vrienden en uit respect voor mij. Als hij het boek na mijn dood naar buiten zal brengen, zullen wij beiden des te slechter af zijn, want hij zal er mij niet meer mee onderrichten of corrigeren, terwijl hem een veel scherpere reactie te wachten staat dan wanneer ik zelf zou antwoorden. In deze zaak vraag ik u daarom mij de genegenheid te doen ervaren die u mij altijd heeft toegedragen. Deze dingen heb ik rouwend om het heengaan van Colet geschreven. Zijn dood heeft me zwaarder getroffen dan die van enig ander gedurende de laatste dertig jaar. Ik weet dat hij het nu goed heeft, weg uit deze wereld vol gemeenheid en ellende en van aangezicht tot aangezicht de aanwezigheid genietend van Christus, die hij bij leven zo innig liefhad. Maar omwille van de samenleving kan ik alleen maar treuren om het verlies van een zo zeldzaam toonbeeld van christelijke vroomheid en een zo uitzonderlijk verkondiger van de christelijke leer; omwille van mijzelf om het verlies van een zo standvastig vriend en een zo weergaloze beschermer. Mij rest slechts hem bij wijze van dodenoffer een laatste eer te bewijzen: als mijn geschriften iets waard zijn, zal ik niet gedogen dat de herinnering aan hem voor het nageslacht verloren gaat. Hertog Frederik van Saksen heeft me tweemaal geschreven,Ga naar voetnoot5. antwoordend op een en dezelfde brief van mij. Dankzij de bescherming van hem alleen houdt Luther stand. Hij zegt dat hij dit eerder doet uit toewijding aan de zaak dan aan de persoon. Hij voegt daaraan toe niet te zullen dulden dat in zijn machtsgebied de onschuld het moet afleggen tegen de kwaadwilligheid van hen die hun eigen belang dienen en niet dat van Jezus Christus. Het keizerschap dat hem door allen was aangeboden heeft hij grootmoedig geweigerd, nog op de dag voordat Karel werd verkozen, aan wie de keizerlijke titel nooit zou zijn toegevallen als Frederik die niet had versmaad; door voor de eer te bedanken heeft Frederik meer aanzien gewonnen dan wanneer hij die zou hebben aanvaard. Toen men hem vervolgens vroeg wie dan volgens hem moest worden verkozen, zei hij dat hij geen ander beter in staat achtte de last van een zo grote waardigheid te dragen dan Karel. De dertigduizend gulden die hem omwille van deze nobele houding door de onzen werd aangeboden, weigerde hij resoluut.Ga naar voetnoot6. Toen men aandrong dat hij ten- | |
[pagina 117]
| |
minste zou toestaan dat tienduizend gulden onder zijn gevolg zou worden verdeeld, zei hij: ‘Laten zij het aannemen als ze dat willen, maar niemand die ook maar één goudstuk heeft aanvaard zal daags nadien nog bij mij in dienst zijn.’ De volgende dag vertrok hij spoorslags om niet langer te worden lastiggevallen. Dit is mij als zuivere waarheid verteld door de bisschop van Luik,Ga naar voetnoot7. die bij de keizerverkiezing aanwezig was. De onlangs verslagen hertog van Württemberg heeft de strijd hervat en enkele kleinere steden ingenomen.Ga naar voetnoot8. We verwachten dat onze Karel de komende lente uit Spanje terugkeert. Het ga u goed, hoogwaardige bisschop, en omhels Erasmus des te inniger nu door het verlies van Colet slechts de helft van hem is overgebleven. Leuven, daags voor het feest van Sint Lucas, 1519 |
|