De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1029 Aan Cuthbert Tunstall
| |
[pagina 114]
| |
het werk bezig geweest als nu. Maar het is niet mijn bedoeling hierover met jullie te redetwisten. Van Dorp heeft verklaard, in een gepubliceerd boek nog wel, dat hij van inzicht is veranderdGa naar voetnoot2. en gedraagt zich in andere gelegenheden zodanig dat ik hem voldoende vertrouw. Wat de anderen betreft, zal ik het gesloten verdrag niet schenden en heb ik de wapens neergelegd, maar overigens blijf ik waakzaam. In de komende winter zal ik de parafrasen voltooien, als Christus me bijstaat. De dood van Colet zou ik ontroostbaar bewenen als ik niet wist dat tranen hem noch mij zullen baten. Naar jullie hof is Anton van Grimbergen onderweg, zoon van de voorname heer van Bergen, een jongeman geboren voor de deugd, verslingerd aan de letteren en aan de geletterden, met een bijzonder zacht gemoed en vol ingetogenheid. Aarzel niet hem te laten merken hoezeer je zijn rechtschapenheid waardeert. Longueil heeft hier twee volle dagen met mij doorgebracht. In Brugge heb ik kardinaal Campeggi gezien; ik heb met hem gedineerd, zijn wellevendheid is opmerkelijk. Mij bevalt zijn ongedwongen karakter, vrij van gekunsteldheid. Als het mogelijk is, zou ik graag een exemplaar willen inzien van de aantekeningen die Lee heeft gemaakt, want men is al in de weer met de derde editieGa naar voetnoot3. en van de man zelf krijg ik niets los. Ik twijfel geenszins aan de goede bedoelingen van de bisschop van Rochester,Ga naar voetnoot4. maar niemand is listiger en onbetrouwbaarder dan die roddelaar van een Lee. Als er iets is dat je me beveelt te doen, zul je me daar ten zeerste toe bereid vinden. Het ga je goed. Leuven, 16 oktober 1519 |
|