De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1028 Aan William Blount, heer van Mountjoy
| |
[pagina 113]
| |
drongen; ik heb mij er in dier voege in geschikt dat ik de vrede nooit door mijn schuld zal verbreken, maar hen evenmin ooit zal vertrouwen. Het is ongehoord, een dergelijke samenzwering, ontsproten aan het gif van een enkelingGa naar voetnoot2. door wiens toedoen ze ook weer is bezworen, toen hij inzag dat hij niet tegen de tragedie was opgewassen en dat ik, steunend op een rein geweten, niet toegaf, ja zelfs mijn tanden een beetje had ontbloot om toe te bijten als zij verder waren gegaan. Met mijn gezondheid gaat het tamelijk voorspoedig, behalve dat de leeftijd gestadig knaagt aan de krachten van mijn tere gestel, al zou ik het niet erg vinden als ik schrijvend tot meerdere glorie van Christus aan mijn eind zou komen. Als jouw gebruikelijke gevoelens ten opzichte van mij niet zijn veranderd, richt dan af en toe eens een brief aan Erasmus, die waar ook ter wereld de jouwe blijft. Het ga je goed. Leuven, 16 oktober 1519 |
|