De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1026 Aan Thomas Lupset
| |
[pagina 111]
| |
wel hij tot mijn landgenoten behoort.Ga naar voetnoot1. Naar jullie is een zeer aanzienlijke jongeman onderweg, Anton van Grimbergen, zoon van de wijze en heldhaftige heer van Bergen; hij is iemand met een zeldzaam goede en rechtschapen inborst, de letteren van harte toegedaan en Erasmus niet ongunstig gezind. Herman van Friesland, Nesen, Carinus en je overige vrienden hier stellen het goed. Het uitgemergelde kereltjeGa naar voetnoot2. was nog nooit zo actief als nu, maar alles wat hij doet is vals spel. Mijn beste Luspet, als je mij met een onsterfelijke weldaad aan je wilt verplichten, zorg er dan op enige manier voor dat mij dat boek van hem in handen komt. Drie of vier mensen bij jullieGa naar voetnoot3. bezitten een exemplaar en mijn vrienden doen er alles aan om het werk te onderdrukken, maar intussen maken ze de zaak erger voor mij doordat hij zijn belasteringen dagelijks verder uitwerkt. Het valt allerminst te verwachten dat hij zijn boek voorgoed terugneemt. Als je mij deze gunst kunt bewijzen, mag je mij op jouw beurt vragen wat je maar wilt; ik zal je niets weigeren. Het zou me veel genoegen doen als je me geregeld zou schrijven. Het ga je goed. Leuven, 16 oktober 1519 |
|