De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1025 Aan Richard Pace
| |
[pagina 110]
| |
hij had mij met grote aandrang ontboden.Ga naar voetnoot3. Ik heb nooit een vriendelijker en oprechter persoon ontmoet. Zowel de koning als de aartsbisschop van York zijn aangespoord tot antwoord,Ga naar voetnoot4. maar tot dusver heb ik niets van hen gehoord. Breng mij op de hoogte als er iets is wat ik moet weten. Naar jullie hof is een buitengewoon innemende jongeman onderweg, Anton van Grimbergen, zoon van de heer van Bergen,Ga naar voetnoot5. die verre van onontwikkeld is en zowel de letteren als de geletterden een warm hart toedraagt. Ik verlang niet van je dat je de jongen in je hart zult sluiten, ik vraag je slechts kennis met hem te willen maken; ken je hem eenmaal, dan zul je van hem houden, of je wilt of niet, zo rechtgeaard is hij van zeden en van geest. Zijn vader geniet bij ons, zoals je weet, een grote en welverdiende reputatie. Het is voor mij van belang als hij weet dat zijn zoon en ik daarginds gemeenschappelijke vrienden hebben, en wel zodanige vrienden dat hun omgang de jongeman zal doen uitgroeien tot degene die deze zeer verstandige en voortreffelijke oude man hem vurig hoopt te zullen worden. Ik heb mijn gezondheid tot nog toe slechts met moeite kunnen beschermen, in dit zo barre weer. Tijdens de wintermaanden zal ik, met Christus' hulp, de resterende parafrasen voltooien. Ik wacht nu al een hele tijd met smart op een brief van jou. Het ga je goed. Leuven, 16 oktober 1519 |
|