De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1021 Van Jan Šlechta
| |
[pagina 100]
| |
diende van een boekhandelaar uit Leipzig die in Praag gedrukte boeken verkoopt. Deze beloofde mij plechtig dat hij mijn brief door een betrouwbare bode bij je zou laten bezorgen, waar jij je ook zou bevinden, en dat hij jouw antwoord zou laten terugbrengen. Ik vertrouwde hem en overhandigde hem mijn brief, maar een heel jaar lang bleef jouw lang verbeide antwoord uit en ik raakte ervan overtuigd dat de brief je nooit had bereikt, maar ofwel verloren was gegaan, ofwel onderweg bij iemand was blijven liggen, ofwel door iemand was onderschept. Mijn dankbaarheid en blijdschap waren dan ook des te groter toen je antwoord onverwachts aankwam, afkomstig van iemand die ik stellig beschouw als de dierbaarste van mijn dierbare en zeldzaam goede vrienden. Ik verheug me allereerst over je goede en ongeschonden gezondheid en wens dat je tegenstrevers, met hun valse berichten over je dood,Ga naar voetnoot2. nog lang net zulke waarachtige geruchten zullen verspreiden als ze vorig jaar en dit jaar hebben gedaan, zowel hier als bij jullie, terwijl jij, al voortlevend, de ouderdom van de hoogbejaarde Nestor niet alleen evenaart maar zelfs overtreft. Dat sommige geestelijken, met name monniken, jou met een onverzoenlijke haat achtervolgen en je van tijd tot tijd als dolle honden een beet toebrengen, verwondert mij niet, omdat deugd en zonde, goed en kwaad nu eenmaal op voet van oorlog verkeren. Gewoonlijk houden goede mensen van goede mensen, schurken van schurken, en zoekt men in de vriendschap zijn gelijke op; gelijkheid van zeden wekt welwillendheid, zoals je weet, terwijl ongelijkheid haat voortbrengt. Als jij niet bij gelegenheid als een Apelles een nauwkeurige schildering had gemaakt van hun leven dat met de mantel van de schijnheiligheid is toegedekt, niet met overtuigende argumenten had aangetoond dat ze het tegendeel van SilenusGa naar voetnoot3. en ware Gnatho's zijn en niet duidelijk had gemaakt dat ze de goddelijk geïnspireerde tradities verwaarlozen en hechten aan de letter die doodt in plaats van aan de geestGa naar voetnoot4. - dan zou je hun vriend en dierbaarste broeder zijn. De waarheid klinkt immers hoogst onaangenaam en bitter voor wie een slecht geweten heeft en roept niets dan haat op, zoals de blijspeldichter zegt;Ga naar voetnoot5. vandaar dat al die vijandschap en nijd omhoogkomen, als opborrelend uit een bron van afgunst. Maar het is beter de valse vriendschap van zulke mensen, die nergens toe leidt, van zich af te werpen en te verachten dan hun op schandelijke wijze en ten koste van de waarheid naar de mond te praten. Het staat immers vast dat niemand zijn leven volbrengt zonder ooit enig verwijt naar zijn hoofd te krijgen. Wie weet | |
[pagina 101]
| |
niet dat jouw pen vrij is van boosaardigheid en de bedoeling te kwetsen, daar je alleen fouten bemerkt, kapittelt en veroordeelt, maar degenen spaart die ze maken? Wie kan dan met reden hierom in woede ontsteken, tenzij degene die met een slecht geweten is behept en jouw opmerkingen op zichzelf betrekt? Op grond hiervan komt je des te meer lof toe, daar je een reine geest en een oprechte levenswandel paart aan kennis en wijsheid. Het licht daarvan schijnt uit over anderen; lezend, schrijvend, verklarend en onderwijzend heb je tot dusver iedereen profijt gebracht. Maar meer wil ik hierover niet schrijven, anders lijkt het alsof ik jouw voortreffelijke deugden, je geleerdheid en je vlekkeloze levenswandel luister wil bijzetten met mijn povere, onvoldragen stijl, hoewel dit hetzelfde zou zijn als de zon bijlichten of water naar de zee dragen. Op 14 mei kreeg ik, samen met enkele andere werkjes van je, het Nieuwe Testament bezorgd, op uitstekende en buitengewoon nuttige wijze verrijkt met belangrijke uitspraken van velerlei auteurs. Ik bezit namelijk alle boeken die je maar hebt geschreven en in Bazel hebt laten drukken bij Johann Froben, een geleerd man die in de boekdrukkunst begiftigd is met de geest van Daedalus, en het lezen daarvan bezorgt me een bijzonder genoegen; de boeken hebben mijn bibliotheek niet alleen in belangrijke mate uitgebreid, maar ook aanzienlijk verrijkt. Hoewel ik weet dat je in Praag geen zaken hebt te doen, zou het mij, en ook vele anderen die de diepe wens koesteren je te zien, plezier doen je hier te ontmoeten en met je te verkeren. Maar aangezien enerzijds je vele beslommeringen, anderzijds je onafgebroken en onvermoeibare studiebezigheden dit nu niet toestaan, moeten we dit uitstellen tot op een ander, passender en geschikter ogenblik om je dan, als God het toestaat, op een andere plaats en tijd te treffen, aangezien het hier onmogelijk is. Dat in mijn vaderland degenen die naar andere streken reizen, het niet zonder veilig gezelschap en gewapende geleide kunnen stellen, kan jou, beste vriend, niet verwonderen als je beseft dat het land van alle zijden door steile, hoog oprijzende bergen wordt omgeven en door brede, dichte wouden vol rijzige bomen is omringd, zoals je er in het Hercynische woudGa naar voetnoot6. dikwijls vele hebt kunnen zien. Grote aantallen bandieten houden zich er schuil, maken de toegangswegen onveilig en brengen dikwijls minder voorzichtige reizigers, maar vooral kooplui, grote schade toe, sommigen niet alleen berovend van hun bezittingen maar ook van hun leven. En hoewel bijna iedere maand uit naburige steden en dorpen ontelbare rovers van dit soort worden gevangen en door diverse straffen en terechtstellingen onschadelijk worden gemaakt, kan toch dit zo verderfelijke en schadelijke broeinest nooit volledig worden vernietigd. Terwijl sommigen worden veroordeeld en gedood, nemen anderen onmiddellijk hun plaats in, nauwelijks anders | |
[pagina 102]
| |
dan het geval was met de hydra van Hercules, waar de afgehouwen koppen weer aangroeiden. Aan het eind van je brief schrijf je mij niet zonder een zekere verwondering over de verdeeldheid in het geloof en de godsdienst die tamelijk lang geleden in mijn vaderland is ontstaan en maar voortduurt, en over het feit dat in al die tijd niemand is gevonden, onder geestelijken noch onder wereldlijke vorsten, die een definitieve vorm van eendracht tot stand zou kunnen brengen. Hiervoor zie jij geen andere oorzaak dan de zucht naar geld. Deze mening van jou onderschrijf ik ten volle. Hoe moeilijk is het immers vandaag de dag iemand te vinden, of je nu kijkt naar de paus, naar de kardinalen en bisschoppen of naar andere kerkelijke personen en zelfs naar de monniken, die minder is begaan met eerzucht en geldelijk gewin dan met het zielenheil van zijn naasten! Als ze bereid waren het leven en de leer van onze Verlosser - die hen aanspoort de tijdelijke, nietige, broze en nimmer bestendige goederen te verachten en godsdienst, vroomheid, naastenliefde, mededogen en de overige deugden te omhelzen - ernstig te nemen en ernaar te leven, ben ik ervan overtuigd dat geen volk of land zo ver of afgelegen zou zijn en geen reis zo zwaar of vermoeiend, dat ze deze niet vreugdevol en welgemoed zouden aanvatten ten behoeve van de redding van hun naasten, zoals ook Paulus en de overige apostelen plachten te doen, van wie ze zich met valse en ongewettigde trots de plaatsvervangers en opvolgers noemen. Gezien de grote verdeeldheid die bij ons in geloofszaken heerst, is het misschien wel nuttig dat ik een beknopte toelichting geef, opdat je weet hoe talrijk en verschillend de geloofsrichtingen zijn en wat hiervan de oorzaak is. Als ik de joden en de epicuristen die de onsterfelijkheid van de ziel loochenen, alsook de nicolaïetenGa naar voetnoot7. buiten beschouwing laat - elk van deze groepen is bij ons namelijk sterk vertegenwoordigd - is de hele bevolking van dit koninkrijk en het markgraafschap Moravië in drie sekten verdeeld. De eerste bestaat uit degenen die de paus in alles navolgen en gehoorzamen en hem erkennen als de ware plaatsvervanger van Christus, zoals ook de Duitsers en andere volkeren doen die hem aanhangen als de herder van de kudde des Heren. Tot hen behoort het merendeel van de aanzienlijken, magnaten en landedelen, maar ook een aantal koninklijke steden en kloosters van diverse orden, die vroeger welvarend waren maar nu voor een groot deel vernield en leeggeroofd zijn. Een tweede sekte wordt gevormd door degenen die de eucharistie onder beide gedaanten aan het volk verstrekken.Ga naar voetnoot8. Tot hen behoren weinig aanzien- | |
[pagina 103]
| |
lijken, maar zeer veel landedelen en bijna dertig koninklijke steden. Ze houden vast aan alle kerkelijke sacramenten en tevens aan de kerkelijke vieringen en rituelen, niet anders dan men in Rome zelf doet; het enige verschil is de praktijk van de communie en het feit dat hun priesters tijdens de mis de lezing uit de Brieven en het evangelie in de volkstaal zingen. Aan deze beide gebruiken houden ze halsstarrig vast, bewerend dat ze hiervoor goedkeuring en bevestiging hebben gekregen in een bul van het Concilie van Bazel, die ze het Compact noemen.Ga naar voetnoot9. Nadat ze destijds op bevel van keizer Sigismund, die toen koning van Bohemen was, tien magisters in de theologie van de universiteit van Praag naar het concilie hadden afgevaardigd en met de theologen van het concilie een debat waren aangegaan ten behoeve van het artikel over de communie onder beide gedaanten, tonend dat deze door Christus was ingesteld,Ga naar voetnoot10. door de apostel Paulus aan de Corinthiërs was onderwezenGa naar voetnoot11. en vervolgens door alle vroegere kerkleraren, zowel de Latijnse als de Griekse, tot omstreeks het jaar 1200 onafgebroken was gehandhaafd, verleende het Concilie hun toestemming, na grondige studie en gedegen onderzoek van alle aangevoerde argumenten, voor de voornoemde communiepraktijk, op voorwaarde echter dat hun toenmalige en toekomstige priesters aan het samengestroomde kerkvolk de keuze zouden laten de communie onder één of onder beide gedaanten te ontvangen, tevoren aan beide partijen de verzekering gevend dat wie de communie onder één gedaante zou ontvangen, niet moest geloven minder te verkrijgen dan wie haar onder beide gedaanten ontving; in alle overige aangelegenheden beloofden ze de wettige gebruiken van de Roomse kerk in acht te nemen en na te volgen. Tevens zouden zij en al hun toekomstige volgelingen de paus en diens opvolgers erkennen als de ware plaatsvervangers van Christus en hun uitspraken zonder enig protest gehoorzamen. Dit alles beloofden ze te goeder trouw onverkort te zullen doen en volbrengen, en na de aanvaarding van deze belofte werd de toezegging van voornoemde communiepraktijk voor hen bekrachtigd bij de bul van het Concilie die het Compact wordt genoemd. Deze besluiten moesten evenwel door paus Eugenius, die destijds aan het hoofd van de Roomse kerk stond, in een zogenaamde executoire oorkonde worden bekrachtigd en geldig worden verklaard. Aanvankelijk had hij het Concilie erkend. Toen hij daarna echter besefte dat sommige decreten van het Concilie tegen hemzelf en toekomstige pausen waren gericht, verklaarde hij alle besluiten van het Concilie ongeldig. Om deze reden wilde hij | |
[pagina 104]
| |
evenmin bij oorkonde bekrachtigen wat door het Concilie aan de Tsjechen was toegestaan, om de indruk te voorkomen dat hij voornoemde besluiten van het Concilie gezag verleende. Hierdoor heeft de sekte tot dusver evenmin enige concessie van andere pausen kunnen verkrijgen.Ga naar voetnoot12. Wetend hoe koppig en onbeweeglijk de pausen op dit onderdeel zijn, die niet willen bekrachtigen wat door Christus is ingesteld, door de jonge kerk in ere werd gehouden en door het Concilie is goedgekeurd, weigert de sekte de pausen nog langer te gehoorzamen en hen als de ware plaatsvervangers en opvolgers van Christus te beschouwen. En hoewel hun leiders hadden toegezegd dat de priesters van hun partij bij het toedienen van de communie onder één dan wel beide gedaanten het kerkvolk zouden toespreken met de woorden die ik hierboven heb aangehaald, verwierpen zij dit alles nadien als vals en wilden zij niemand van de leken de communie op andere wijze toedienen dan onder beide gedaanten, hevige kritiek uitend op hun leiders die naar het Concilie waren gezonden, omdat dezen zo dom en vermetel waren geweest in te stemmen met de valse, onredelijke voorwaarden die door het Concilie waren gesteld, terwijl uit de geschriften van Griekse en Romeinse kerkvaders overduidelijk blijkt dat aan degenen die het lichaam van Christus ontvangen, een ander soort genade wordt gegeven dan aan degenen die zijn bloed tot zich nemen. Aangezien hier verschillende soorten genade worden gegeven, hoe kan het dan waar zijn dat degenen die dit sacrament onder één gedaante ontvangen, niet minder genade verkrijgen dan degenen die het onder beide gedaanten ontvangen, en dat de laatsten niet meer verkrijgen dan de eersten? Hieraan voegen ze toe dat zelfs als de opvatting die ik heb vermeld niet door de oude commentatoren van de Heilige Schrift zou zijn onderwezen, de helft van het sacrament van het heil toch geenszins, in weerwil van wat Christus heeft ingesteld, mag worden onthouden aan de lekenbevolking, aangezien dit niets anders is dan je reinste heiligschennis; en dat ze het bovendien niet beter denken te weten dan de heilige kerk van weleer, die het gebruik bijna twaalfhonderd jaar lang ongeschonden heeft bewaard. En wanneer onze partij op bepaalde argumenten en gevaren wijst omwille waarvan men het kerkvolk de helft van het sacrament ontzegt, zeggen zij dat het voor ons geen pas geeft wijzer te willen zijn dan Christus zelf, die allerminst weet had van de gevaren die uit deze helft van het sacrament zouden voortvloeien maar die door ons zijn ontdekten onder- | |
[pagina 105]
| |
kend, iets wat erop neerkomt dat men het beter wil weten dan Christus. Deze en zeer veel andere redeneringen treft men aan in de traktaten die zij tegen de communie onder één gedaante hebben geschreven; deze opsommen zou te ver voeren, zoals het ook tot verveling zou leiden. Wie zou men bij ons kunnen vinden die geschikt is om een zo groot geschil te beslechten? De derde sekte is die van de zogeheten pygharden. Zij ontlenen hun naam aan een of andere overloper uit dat volkGa naar voetnoot13. die zevenennegentig jaar geleden hierheen is gekomen, in de tijd dat Jan Žižka, een goddeloze misdadiger, de oorlog had verklaard aan de priesters en de hele geestelijkheid, en strooptochten leidde om zich van hun goederen meester te maken. Die overloper vergiftigde met zijn verderfelijk gedachtegoed eerst de bandietenleider zelf en daarna diens hele leger, een samenraapsel van rovers, moordenaars, bannelingen en geboefte van alle slag. De onrust duurde voort tot aan de tijd van koning Wladislaus, die enkele jaren geleden het tijdelijke met het eeuwige heeft verwisseld, en nam onder diens regering enorm in omvang toe. Nadat deze namelijk de regering over Hongarije had aanvaard en vaker daarginds dan in Bohemen verbleef, liet hij zich weinig gelegen liggen aan wat hier gebeurde, zolang al zijn onderdanen maar in vrede leefden. De paus, de kardinalen, de bisschoppen en andere geestelijke personen beschouwen zij als evenzovele belichamingen van de Antichrist en de paus zelf noemen zij soms het beest en soms de hoer uit de Apocalyps;Ga naar voetnoot14. hoe kan er aan hun sacrale handelingen enig gezag of enige geldigheid toekomen, aangezien ze in alles indruisen tegen de christelijke leer en overlevering? Wat voortkomt uit hun bedieningen zijn geen heiligingen, sacramenten of zegeningen, maar louter vervloekingen, verschrikkingen en lasterlijkheden. Zelf kiezen ze hun bisschoppen en priesters uit onontwikkelde en ongeletterde leken die vrouwen en kinderen hebben; ze noemen elkaar broeders en zusters en begroeten elkaar als zodanig. Ze erkennen slechts het gezag van het Oude en Nieuwe Testament zoals dat blijkt uit de Schrift. Voor alle oude en recentere kerkleraren en hun boeken koesteren ze minachting en aan hun leer hechten zij niet het minste belang. Wanneer hun priesters de mis opdragen, doen ze dit zonder enig priesterlijk gewaad te dragen en zonder enige gewijde formules of gebeden uit te spreken, met als enige uitzondering het Onze Vader, waarmee ze het gedesemde brood wijden. Aan de kerkelijke sacramenten hechten zij weinig tot geen geloof of waarde. Iedereen die tot hun ketterij toetreedt, wordt gedwongen zich te laten | |
[pagina 106]
| |
herdopen in ongewijd water. Wijding van zout en water erkennen ze niet en voor heilige olie is in hun opvatting geen enkele plaats. Ze geloven niet in de tegenwoordigheid van God in het sacrament van de eucharistie, maar beschouwen dit slechts als gewijd brood en gewijde wijn die met zekere geheimzinnige tekenen naar de dood van Christus verwijzen. Hierom geloven ze dat ieder die voor de eucharistie knielt of buigt of tot aanbidding ervan overgaat, tot bijgeloof vervalt, aangezien dit sacrament door Christus met geen ander doel is ingesteld dan om de herinnering aan zijn lijden levend te houden en niet om naar alle kanten te worden rondgedragen en door een priester te worden opgeheven en tentoongesteld, daar Christus zelf, aan wie aanbidding en verering toekomt, aan de rechterhand van God de Vader zit, zoals de kerk in het Credo belijdt. Voorspraak door heiligen en gebeden voor de doden beschouwen ze als ijdel en onzinnig; hetzelfde geldt voor de persoonlijke biecht en de penitentie die door priesters voor zonden wordt opgelegd. Nachtwaken en vasten zijn in hun opvatting valse uiterlijkheden waarvan schijnheiligen zich bedienen en feesten ter ere van de Heilige Maagd, de apostelen en de overige heiligen beschouwen ze als uitvindingen van mensen die niets beters hebben te doen. Wel vieren ze de zondagen, Kerstmis, Pasen en Pinksteren. Over de verderfelijke leerstellingen van dat stelletje monsters zou ik nog veel meer kunnen vertellen als ik geen rekening moest houden met jouw toewijding aan een beter en ernstiger soort van studie. Niettemin, als de eerste twee partijen tot eensgezindheid zouden worden gebracht, zou deze goddeloze sekte (al is die de afgelopen tijd fors in omvang toegenomen, vooral vanwege het al te losbandige leven van de priesters) met behulp van de koning worden uitgeroeid of tot de aanvaarding van een betere vorm van geloof en godsdienst worden gebracht. Maar hierover heb ik nu allang meer dan genoeg gezegd. Ik vraag je mijn mateloze breedsprakigheid in kalmte te willen verdragen, daar ik mij er slechts aan heb overgegeven om je een waarachtig en betrouwbaar overzicht te geven van onze meervoudige religieuze verdeeldheid. Ik heb geen idee of deze brief je spoedig zal bereiken, aangezien men zegt dat Meissen onder het spervuur van Apollo's pijlen ligt.Ga naar voetnoot15. Wellicht om die te ontlopen heeft onze Jodocus,Ga naar voetnoot16. rector van de universiteit van Erfurt, zich naar afgelegen oorden begeven, want de brief die jij hem voor mij had meegegeven is vier maanden bij hem blijven liggen, om geen andere reden dan dat hij geen betrouwbare bode had die deze richting uitging. Ik hoop, dierbare vriend, dat je nog lang | |
[pagina 107]
| |
een uitstekende gezondheid mag genieten, dat je mij genegen blijft en dat je iets terugschrijft wanneer je daarvoor de gelegenheid zult vinden; ik beloof je dat ik dat van mijn kant ook zal doen. Nogmaals vaarwel. Uit mijn burcht te Kostelec, 10 oktober in het jaar des Heren 1519 |
|