De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1020 Van Bonifacius Amerbach
| |
[pagina 98]
| |
als ondankbaar. Zoals immers onrecht dat hooggeplaatste personen wordt aangedaan, door juristen extra streng wordt bestraft, zo vind ik dat geen weerwraak streng genoeg kan zijn voor wie zich ondankbaar toont, zeker als die ondankbaarheid de groten der aarde geldt - en op de lijst van groten plaats ik jou bovenaan. Om derhalve dit brandmerk te ontlopen, ontvang je hierbij dit voorproefje van zowel mijn hoogachting als mijn dankbaarheid. Het getuigt dat ik de heilige en godgelijke Erasmus, door iedereen eensluidend uitgeroepen tot mens die de staat van de onsterfelijkheid verdient, geheel en al verknocht ben, dat ik aan hem mijn ziel en mijn lichaam dank, dat niets mij heiliger en verhevener is, dat ik niets zozeer hoogacht en met meer toewijding aanbid, vereer en bewonder dan hem alleen, wiens weergaloze geleerdheid, weergaloze beminnelijkheid en weergaloosheid op alle gebieden in ons huidige tijdsgewricht ik niet ophoud te verkondigen, waar ik ook ben en waarheen ik ook ga, ook al verkondig ik je lof op een gebrekkige manier, want jij zou slechts door de hogepriesters van de literaire wereld mogen worden beschreven, zoals Alexander zich slechts liet afbeelden door Apelles of Pyrgoteles.Ga naar voetnoot1. Er mogen mensen zijn die jouw belangen zijn toegedaan, maar ik mag te gronde gaan als ik niet iedereen overtref in de betuiging van mijn oprechte toewijding. Wat mijn geringe talent niet weet te bereiken wanneer ik jouw lof zing, wordt door mijn liefde voor jou ruimschoots vergoed. Maar genoeg hierover. Als ik immers alles tot in bijzonderheden zou moeten verwoorden, zou niet het tijdsbestek van een dag maar een zee van vrije tijd nodig zijn. Laat dit derhalve volstaan als een rudimentaire betuiging van mijn genegenheid jegens jou, waarmee ik mijn stilzwijgen hoop goed te maken. Als ik in het vervolg mijn stilzwijgen handhaaf, zoals ik beslist moet doen, aangezien jij zoveel groter bent dan ik, zal het je niettemin als op grond van een orakelspreuk duidelijk zijn dat mijn eerbied voor jou altijd vervuld zal blijven van de zuiverste liefde. Wat jou betreft hoop ik dat je het vertrouwen in me zult bewaren dat je eenmaal in me hebt gesteld en dat je niet zult aarzelen mij tot in lengte van dagen je gunst te bewijzen, zoals je altijd hebt gedaan; ik geef me aan je over in volkomen toewijding. Als je nieuwsgierig bent naar wat er hier voorvalt: de pest was tot nog toe zachtzinnig met ons omgesprongen, maar neemt met de dag grimmiger vormen aan. Ik vertrek binnenkort naar Avignon om er de colleges te volgen van Andrea Alciati uit Milaan, een zo groot rechtsgeleerde als ik mij niet herinner ooit in een ander te hebben ontmoet. Op grond van zijn onlangs in Milaan uit- | |
[pagina 99]
| |
gegeven geschriftenGa naar voetnoot2. kun je je van de man een voorstelling maken. Je zult merken dat hij zijn sublieme kennis van het recht op buitengewoon gelukkige wijze weet te paren aan zijn onderlegdheid in de beide talen. Hem en mijn landgenoot Zasius zou ik de twee pijlers van het recht durven noemen, daar ze niet alleen bedreven zijn in de tekstkritiek, al hebben ze ook op dit gebied hun verdiensten, maar ook in het juridische strijdgewoel dat de kern van de zaak vormt. Aan het theologisch dispuut van Leipzig is de laatste hand gelegd. De Parijzenaars zullen zich erover uitspreken.Ga naar voetnoot3. ‘O grote Zeus, wat een scherpzinnigheid van gedachten!’Ga naar voetnoot4. Eck blijft zichzelf trouw: hij wil altijd de slimste zijn en droomt van grote triomfen. Als hij op zijn manier blijft doorgaan, ‘weet ik niet welke nog grotere waanzin ik hem zou kunnen toewensen’.Ga naar voetnoot5. Hij heeft Philipp Melanchthon uitgedaagd met een apologie, maar ik denk dat hij in hem een geduchte tegenstander treft.Ga naar voetnoot6. Maar waarom vertel ik je dit alles, nadat ik me een Spartaanse zelfbeheersing had voorgenomen om je niet te storen? Het ga je goed, licht van de wereld der letteren, driewerf grote Erasmus. Bazel, 7 oktober 1519 |
|