De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdErasmus aan zijn vriend Gerard Lister, gegroetIntegendeel, ik ben je dankbaar dat je voor mij een gesprek hebt geregeld met dat broedertje,Ga naar voetnoot1. dat me geenszins tot last was, want het karakter van de man stond me grotendeels aan. Ik feliciteer je ermee dat je een echtgenote naar je hart hebt gevonden; Christus geve dat jullie geluk blijvend is. Dat ze ook op mij is gesteld, dank ik niet aan haar maar aan jou, want ze mag mij wel, maar dat heeft ze van jou. Mijn Zotheid is op zo'n manier in het Frans vertaald dat de vertaler niet alleen de woorden, maar ook de inhoud heeft veranderd; bovendien heeft hij veel dingen weggelaten die hij niet begreep, terwijl sommige passages te hoog voor hem gegrepen waren.Ga naar voetnoot2. Op de komende | |
[pagina 87]
| |
boekenbeurs zal een nieuwe uitgave van mijn correspondentie verschijnen,Ga naar voetnoot3. van een behoorlijke omvang; voor de beurs daarna zal ik het gedrukte werk herzien en er door de toevoeging van andere brieven een mooi boek van maken. Ik zal TilmanGa naar voetnoot4. schrijven, zoals je gevraagd hebt, zodra iemand zich aandient om de brief over te brengen, wat binnenkort zal gebeuren. Wat het Enchiridion betreft, begrijp ik niet zo goed wat je wilt. Als je noten wilt aanbrengen, zou ik daar bijzonder ingenomen mee zijn, maar als je wilt dat ik het doe, moet je aangeven welke passages je duister lijken.Ga naar voetnoot5. Als Erasmus bij jullie enig aanzien heeft, dank ik dat vooral aan jouw trouwhartigheid. Hier worden serieuze stappen gezet om tot eendracht te komen,Ga naar voetnoot6. nu mijn tegenstanders al hun gal hebben uitgespuwd, maar zeker is dat overal een christelijke geest overheerst. Het verwondert me dat zij, die de evangelische zuiverheid met de mond belijden, op zo'n weinig evangelische manier hun pijlen richten op de goede naam van een medemens en zwetsen over dingen die ze niet begrijpen, tegen mensen die ze evenmin begrijpen. Ze verdienen het niet alleen door kinderen te worden uitgelachen, maar ook publiekelijk te worden verdreven onder een regen van stenen. Doe de groeten terug aan heer SimonGa naar voetnoot7. en aan de prior van Agnietenberg,Ga naar voetnoot8. maar vooral aan je lieve kleine Justina, aan wie ik alle moois en geluk toewens. De prior heb ik nog niet gezien, want dat was me onmogelijk, zozeer word ik opgeslokt door mijn bezigheden. Leuven, 11 september [1519] |
|