997 Aan het kathedraalkapittel van Metz
Leuven, 14 juli 1519
Erasmus van Rotterdam aan de hooggeachte heren de primicariusGa naar voetnoot1. van de hoofdkerk van Metz, de deken en het hele kapittel, gegroet
Hoogeerwaarde vaders en heren, zoals iedereen op zoek gaat naar wat hem na aan het hart ligt, zo heb ik uit mededelingen van verscheidene personen begrepen dat u over een bibliotheek beschikt die rijk is aan buitengewone en uitzonderlijke handschriften van eerbiedwaardige ouderdom. En aangezien de wet van het evangelie ieder van ons gebiedt zijn talent op zodanige wijze aan te wenden voor het algemeen nut dat degene die ons zijn kapitaal heeft toevertrouwd, tevreden mag zijn over de rente,Ga naar voetnoot2. heb ik mijn streven erop gericht de oudste schrijvers ofwel in het licht te brengen en van de motten en de wormen te redden, ofwel te herstellen waar ze bedorven zijn geraakt. Het is immers een ernstig gemis wanneer het werk dat de beste auteurs met de grootste moeite hebben voortgebracht, voor ons verloren gaat, maar tevens geldt dat werken die zozeer wemelen van de fouten dat ze onleesbaar en onbegrijpelijk zijn, niet werkelijk bewaard zijn gebleven. Ik twijfel er niet aan dat ook uw vroomheid het algemene nut is toegedaan en afkerig is van de hond in de pot uit het Griekse spreekwoord,Ga naar voetnoot3. te meer daar het u vrijstaat dat nut met anderen te delen zonder uzelf tekort te doen.
Ik verzoek u daarom, als het u niet ontrieft, mij een titellijst van uw bibliotheek toe te sturen waarop met name werken worden genoemd die zeldzaam zijn of waarvan de tekst bedorven is, wat bij vrijwel alle oudere werken het geval is. Hieruit zal ik een keuze maken van de boeken die mij het meest vooruithelpen. Indien uw vroomheid mijn inspanningen ondersteunt, zal niet alleen Christus ten zeerste zijn gediend, maar vooral ook uw voortreffelijke gezelschap luister worden bijgezet, want ik zal niet toestaan dat uw dienstvaardigheid verhuld blijft voor het nageslacht. Moge de almachtige Christus u allen in goede gezondheid bewaren, eerbiedwaardige heren in Christus.
Leuven, 14 juli 1519