825 Aan John Colet
Leuven, 23 april [1518]
Erasmus aan John Colet, deken van de Saint Paul's
Hartelijk gegroet, beste beschermer. Ik heb je al via FranzGa naar voetnoot1. dank gezegd voor de dienst die je me hebt bewezen en heb de kwitantie overgedragen waarin ik bevestig dat het geld van de koning mij is overhandigd. Ik maak me gereed voor een tocht die erg gevaarlijk is vanwege de onlangs losgelaten misdadigers en boeven die zich met enige duizenden hebben samengevoegd en die nu naar hartelust iedereen aanvallen. Dat is de wrede lankmoedigheid van de vorsten die goddeloze vadermoordenaars en gewetenloze heiligschenners ontzien, maar niet hun burgers. Degenen die het volk onderdrukken zijn hun dierbaarder dan het volk zelf.
Ik wou dat je kort had aangegeven waarom ik je in hoofdstuk 7 niet tevreden heb gesteld; misschien omdat ik aan gevoelens toeschreef wat jij liever toeschreef aan de wet van Mozes.Ga naar voetnoot2. Maar in die passage is Paulus zo glad dat hij nu eens hierheen, dan weer daarheen kijkt, zodat Origines heel wat afzwoegt om dat uit te leggen. Je belooft dat je een andere keer zult schrijven, maar die andere keer zal te laat zijn.Ga naar voetnoot3. Zo gauw mijn werk gedaan is, haast ik me met lichaam en ziel naar jullie, vooral als er een fortuintje voor me klaarligt: blijf er alsjeblieft naar streven dat dat gebeurt. Vaarwel.
Leuven, 23 april 151[7]
Erasmus