826 Aan Henry Bullock
Leuven, 23 april [1518]
Erasmus aan zijn vriend Henry Bullock, gegroet
Ik zie, mijn beste Bullock, zoveel slechtheid en ondankbaarheid bij de mensen, dat ik min of meer besloten heb om, wanneer het Nieuwe Testament opnieuw is uitgegeven, voor mezelf en de muzen te gaan zingen. Mannen in bonte kleren,Ga naar voetnoot1. vooral enkelen uit de orde van de predikheren en karmelieten, steken hun koppen bij elkaar en blaffen in de verte; als ik erbij ben, zegt niemand iets. Zij storten over het volk leugens uit die passen bij dergelijke narren, alsof zij alleen de gelofte hadden afgelegd om andermans reputatie te bezoedelen met hun leugens en hadden besloten in plaats van priesters schijnheiligen te worden. Ik heb nu geen tijd, maar als zij zo doorgaan, zal men hen ooit houden voor wat zij zijn. Ik betreur het ten zeerste dat jullie ginds met elkaar bekvechten ten gunste van mij of van Lefèvre. Ik schreef de man onlangs dat hij door een soort open brief moest verzekeren dat wij het eens zijn, als hij zich schaamt iets in te trekken, of een antwoord te schrijven als hij iets heeft wat hij wil verdedigen, mits hij zich onthoudt van de o zo vriendschappelijke, ja uiterst vriendschappelijke opmerkingen, waarmee hij me eerder tot mikpunt van spot maakte; nu wakkert zijn zwijgen de twist alleen maar aan, terwijl iedereen zijn eigen verdenkingen koestert. Er komt geen einde aan de twisten. Als dit kwaad zo met de studies verbonden is, dat het er niet van kan worden losgerukt, zeg ik ze liever vaarwel. Dan kun je beter gaan slapen dan schrijven. Vaarwel, zeer geleerde Bullock. Groet alle vrienden, met name Vaughan, HumphreyGa naar voetnoot2. en Bryan.
Leuven, 23 april 151[7]