De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841

824 Aan John Fisher
Leuven, 23 april [1518]

Hartelijk gegroet, eerwaarde vader. Ik wens zowel u als onszelf geluk met uw zo oprecht christelijke geest en hoop dat we daar zo lang mogelijk van

[p. 305]

kunnen genieten. Ik verwachtte van u een oordeel over het boek van Reuchlin,^1. maar ik zie dat u zich wijdt aan meer serieuze zaken. Die duivelse strijd in Keulen wordt steeds maar heviger.^2. Aan beide kanten wordt de zaak uitgevochten op papier dat bijt. En die schijnheiligen in pij veroorzaken al die onrust in de christelijke wereld en willen dan nog dat men hen aanziet voor de predikers van de evangelische leer. Vaarwel.

Leuven, 23 april

1. De arte cabalistica (Haguenau, 1517); zie ook brief 592.

2. Zie de brieven 636, 680, 694 enz.