819 Van Guillaume Budé
Parijs, 20 april [1518]
Guillaume Budé aan Erasmus, gegroet
Ik schreef je dezer dagen via een schoolmeester uit Keulen, een zeer fatsoenlijk en, als ik me niet vergis, een ook zeer goed man, een zeer lange brief,Ga naar voetnoot1. waarin ik onder andere ook schrijf hoe je vooruitzichten bij ons er voor staan, over de koning en hoeveel mensen hier opnieuw je afwezigheid betreuren, zodat je kunt beslissen wat je moet doen met jezelf, wanneer de fortuin je weer toelacht. Ik twijfel er niet aan dat de brief je heeft bereikt of je spoedig zal bereiken, want de Keulenaar had een zeer betrouwbaar uiterlijk en beloofde mij dat hij hem aan jou zou overhandigen of er in ieder geval voor zou zorgen dat de brief je bereikte, want hij was er erg op gebrand de brief van mij aan jou te brengen. Glareanus stelde hem het eerst aan mij voor. Ik wil graag weten wat je van plan bent met wat ik je schrijf over de koning, hoe je mijn kritiek opnam en of mijn brief je beviel of nog bozer maakte; als dat laatste het geval is, verwacht ik een brief vol verwijten van je.
Die man uit Keulen kwam echter bij me aan, toen ik op het punt stond naar mijn landhuis af te reizen, en niet van plan was de eerste vier dagen terug te keren. Ik zei dat ik een exemplaar had van een erg lange brief die ik van plan was je te sturen, zodra ik er een kopie van had laten maken. Toen hij dat hoorde, vroeg hij mij deze dienst te mogen bewijzen, terwijl ik het maar niets vond. Uiteindelijk gaf ik hem de brief op voorwaarde dat hij, tijdens mijn afwezigheid, het exemplaar dat hij zelf had overgeschreven naar mijn huis zou brengen. Bij mijn terugkeer vond ik echter niet de kopie die hij had gemaakt, maar de tekst die ik hem gegeven had met mijn eigen verbeteringen. Als je daarom de brief aan TunstallGa naar voetnoot2. gaat uitgeven, wacht dan totdat je het mij hebt laten weten, en dan zal ik je een andere kopie sturen met verbeteringen. Want ik ben bang dat hij, in zijn haast bij het kopiëren, veel fouten heeft gemaakt. Laat me dus alsjeblieft weten of het nodig is dat ik je de andere kopie stuur. Vaarwel.
Parijs, 20 april
Ik heb de naam van die jongeman uit Keulen op een papiertje geschre-ven dat ik niet meer kon terugvinden toen ik je deze brief schreef: hij is onderwijzer van adellijke jongens en jongelingen die rechten studeerden in Orléans.