De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841

807 Aan Maarten Lips
[Leuven, maart 1518?]

Erasmus van Rotterdam aan zijn vriend Maarten van Brussel, gegroet

Heb je nu wel een geschikt cadeau gestuurd, een beurs, aan iemand die geen geld heeft? Ik vond in mijn bibliotheekje Gregorius van Nazianze,^1. ook door Hieronymus geprezen,^2. die niet minder vroom dan erudiet en welsprekend is. Menend dat hij bij jou in de smaak zal vallen, beval ik hem naar jou te gaan, als een soort tegengeschenk of als een bescheiden symbool van mijn

1. De Grieks-Latijnse uitgave van de Carmina (Venetië, 1504).

2. Hieronymus, De viris illustribus 117.

[p. 274]

genegenheid voor je. Ga jij voort de kracht van je leven en je buitengewone talenten, godsgeschenken allebei, in te zetten voor de gewijde studiën, maar zo dat je lectuur in daden omzet. Vaarwel, dierbare vriend, mijn zoon in leeftijd, mijn broeder in het priesterschap, en beveel me aan in je gebeden bij Christus.

Erasmus, etc.

Aan de heer Maarten van Brussel

151[9]