806 Aan Richard Sampson
Leuven, [maart] 1518
Erasmus van Rotterdam aan de uitstekende doctor in beide rechten, Richard Sampson
Het is, zoals je schrijft, een groot bewijs van waarachtige vriendschap, zeer geleerde Richard, dat wij zoveel uitstekende vrienden met elkaar gemeen hebben, temeer omdat geen van ons tweeën die bij de ander heeft aangebracht. Daarom lijkt het dat hierin een of andere geheime kracht van het lot werkzaam is. Overigens zou het buitengewoon onvriendelijk van me zijn, als ik jou niet bovenal liefheb, want met jou had ik eerst in Cambridge en onlangs in Doornik een bijzonder vrolijke omgang - want wat kan honingzoeter zijn dan jouw karakter? - en ik zou niet alleen onvriendelijk, maar uiterst ondankbaar zijn, als ik Sampson niet onder mijn beste beschermers zou rekenen. Ongevraagd en zonder dwang zette jij je in om voor mij, niets vermoedend en niets verwachtend, de prebende van Doornik te verwerven. Dat ik die niet heb gekregen, kwam niet door jou, maar door mijn afwezigheid. Daarom meen ik niettemin bij je in het krijt te staan, omdat het niet aan jou lag dat ik hem niet kreeg. De zeereerwaarde heer kardinaalGa naar voetnoot1. doet zeer vriendelijk beloften, maar deze tijd verdraagt geen hoop in een verre toekomst. Ook al heb ik al wat voor mijn geest en het gebruik van mijn tijd voldoende is. Ik ben erg blij dat je de parafrase goed vindt en vooral ook dat hij Jean Molinier bevalt, die een zeer fijne neus heeft. Hij heeft jou eens via mij zijn groeten laten overbrengen; nu moet jij op jouw beurt deze vriendendienst voor mij verrichten en zorgvuldig. Vaarwel.
Leuven 1518