De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841

803 Aan Pierre Barbier
Leuven, 26 maart [1518]

Dit is het naschrift bij het duplicaat van brief 794.

Een paar dagen geleden stuurde ik je deze brief via mijn stotterende bediende, maar omdat ik merk dat sommige brieven niet aankomen, stuur ik je nogmaals dezelfde brief via een ander. Ik feliciteer mijn beste beschermheer, de eerwaarde pater Marliano,^1. aan wie je me maar zoveel mogelijk moet aanbevelen. Hij verwaardigde zich mij te vermelden in zijn brief aan onze gemeenschappelijke vriend Remacle die mij laatst bijna verstikte met zijn omhelzingen; nu is hij niet meer zo aanhalig, ernstig getroffen als hij is door een kwaadaardige ziekte. Fausto,^2. de onsterfelijke dichter, is eindelijk gestorven in Parijs. In Rome stierf Marcus Musurus, uit Kreta, een geleerd man en beoogd bisschop; en eveneens Paleotti. De astrologen zeggen dat dit jaar een zo grote pestepidemie zal plaatsvinden dat er geen overlevenden zullen zijn, afgezien van een paar fatsoenlijke mannen, dat wil zeggen heel weinigen. Pas jij maar goed op.

Als het waar is wat ik hoor over de deken van Besançon,^3. mijn oude vriend, dan verheug ik me er zeer over.

1. Luigi Marliano was in 1517 bisschop geworden van Tuy in Spanje.

2. Fausto Andrelini.

3. Jean Carondelet.

[p. 270]

Dit laatste heb ik bijgevoegd te Leuven op 26 maart. Nogmaals vaarwel, mijn heilig anker.