De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd783 Aan [William Blount, heer van Mountjoy]
| |
[pagina 246]
| |
hier langer te blijven, vanwege de theologen, die een grootse tragedie tegen me in beweging zouden hebben gezet als ik niet in persoon aanwezig was geweest. Als dit laatste bedrijf over is, ben ik van plan naar Engeland te verhuizen als naar de diepst verborgen uithoek van de wereld, en me met lieflijker en lichtere studies bezig te houden. Als je me een niet al te domme beschermeling vindt, alsjeblieft, mijn mecenas, blijf jezelf dan gelijk. Richard Pace heeft me in zijn boek opgevoerd als zwak en arm mannetje, terwijl ik mijzelf bijna als een Midas voorkwam. Die lasterpraat straalt ook enigszins op jou af. Maar beschouw deze opmerking van me als een grap, als ik maar in ernst deze smaad kan ontvluchten. Overal vandaan nodigen de grootste persoonlijkheden mij hier uit, de bisschop van Utrecht, van Luik, van Mainz,Ga naar voetnoot2. maar ik geef niets om allerlei verwachtingen in een verre toekomst. Men zegt me dat ik vanuit Spanje wat meer kan verwachten. Wees niet bang aan deze jongeman geld mee te geven. Hij zal het op raad van Sixtinus bij bankiers onderbrengen. Ik heb een gemakkelijk paard nodig, maar in paardenzaken heb jij gewoonlijk geen gelukkige hand; help me echter als je iets kunt doen. De Chiliades zijn weer klaar en zullen verschijnen op de volgende beurs. Vaarwel ook voor je lieve vrouw en dierbare kinderen. Ik moet, of ik het wil of niet, een of twee boeken van mijn brieven uitgeven; als je er nog wat hebt, geef ze dan aan hem mee. Ik zal pas iets uitgeven na de noodzakelijke correcties. Nogmaals, vaarwel, mijn oudste mecenas. |
|