De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd782 Aan [Thomas Bedyll]
| |
[pagina 245]
| |
geld was uitbetaald, met hemzelf als borg. Franz ontkent dat, terwijl Potkyn zich excuseert, omdat de wissel niet in orde was. Voortaan zal ik mijn zaken niet meer behartigen via Geldersen noch via dorstige eenogen, ook al heb ik aan geen van beiden iets toevertrouwd, maar is dat het werk van Pieter Gillis, tegen mijn orders in. Op hem kan ik niet boos worden, want hij is een oude vriend en is nu ziek. Maar nu we eraan begonnen zijn, moeten we het afhandelen. Ik veronderstel dat je kaasjeskruid de koorts al heeft verdreven. Ik begin aan een lange en gevaarlijke reis maar, als ik me niet vergis, voor een vrome zaak, waarvoor ik wel wil sterven, als de zaak dat zou vereisen. Blijf jij ondertussen jezelf gelijk. Schrijf me alsjeblieft zorgvuldig alle nieuws via mijn bediendeGa naar voetnoot2. en leen hem alles wat hij nodig kan hebben. Vaarwel. Ik heb dringend behoefte aan een gemakkelijk paard dat me kan vervoeren en bestand is tegen hard werk; kijk ook daarvoor voor me uit. Ik ben van plan om, na het laatste bedrijf van de komedie, me in Engeland terug te trekken. Ik zal dit met des te meer genoegen doen, als mijn mecenasGa naar voetnoot3. mijn fortuintje een beetje wil aanvullen. Probeer dat van hem gedaan te krijgen. Nogmaals, vaarwel. |
|