De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd780 Van Richard Sampson
| |
[pagina 242]
| |
brieven sturen. Ik weet heel goed dat er niemand is die niet aarzelt jou, die zelfs met de geleerdste mannen van vroegere tijden vergeleken kan worden, in het Latijn te schrijven of hij moet ofwel erg brutaal zijn ofwel in alle opzichten volmaakt in welsprekendheid. Zo groot is het ontzag dat iedereen heeft voor jouw uitmuntende geleerdheid, zo groot ook de buitengewone luister die je fantastische welsprekendheid en je goddelijke en volmaakte geleerdheid jou brengt. Ik, een boers man en een nieuwkomer, voor zover het de beschaafde letteren betreft, zou je dus nu niet in het Latijn hebben geschreven als jij zelf me daartoe niet had gedwongen. Want in je laatste brief aan Jean MolinierGa naar voetnoot2. - die hij me pas eergisteren liet lezen - vraag je hem je groeten aan mij over te brengen en heb je me niet alleen je beschermheer maar ook je enige beschermheer willen noemen. Ik werd daar erg verlegen van, hoewel de rest van de brief mij zeer veel genoegen verschafte. Wie immers weet niet dat jij bij koningen en vorsten zeer in de gunst staat (want zo groot is de uitmuntendheid van je geleerdheid)? En dat de grootsten en besten onder hen Erasmus enorm begunstigen? Daarom vraag ik je dit mannetje voortaan niet meer, bij anderen, te willen belasten met een zo prachtige titel. Want je hebt, als de zaak dat zou vereisen, beschermers en advocaten die je zeer genegen zijn, mannen niet alleen op de hoogste posities, maar ook de meeste geletterden en geleerden, waar je ook gaat. Als mijn hulp echter, hoe gering ook, je met iets van dienst kan zijn, zul je - en ik wil dat je daarvan overtuigd bent - geen welwillender man hebben onder al je vrienden. Ik zou graag willen dat je me, voor zover dat mogelijk is, als een vriend beschouwt en dit mannetje wilt opnemen in je vriendenkring. Trouwens, gezien je vriendelijkheid (dat weet ik zeker) zul je zelfs iemand die ver beneden je staat niet verachten. Want verre van dat wij, zoals dat heet, in dezelfde leerschool zijn gevormd, ben ik eerder nauwelijks bekend met de letteren en ben jij als enige ontegenzeglijk de vorst van allen die nu leven. dat is iets wat naar mijn oordeel je andere verdiensten overtreft. Ik kan ook niet zonder de grootste vriendschap voor je zijn als ik weet dat allen die mij liefhebben ook jou zeer genegen zijn. Lord Mountjoy is mij buitengewoon dierbaar en jou van ganser harte toegedaan. Ik ga voorbij aan Tunstall, een man van vriendelijke ernst en zeldzame geleerdheid. Over Pace hoef ik niets te vertellen omdat hij, nog afgezien van zijn geleerdheid, een zo grote vriendelijkheid tegenover allen aan de dag legt dat men zich niets charmanters of aangenamers kan wensen dan deze man. Ik voor mij beschouw hem (zoals hij nu ook bij de koninklijke majesteit en de hoogeerwaarde kardinaal het grootste gezag geniet) boven alle anderen als mijn vriend, patroon | |
[pagina 243]
| |
en voorspraak. Het zou onbillijk zijn om onze of, beter gezegd, ieders More niet te noemen. Hoeveel die vermag in geleerdheid en brille van geest, ontgaat niemand die de Utopia of andere geschriften van hem wil lezen. Ik zwijg maar over zijn toegankelijkheid in het dagelijkse leven, zijn vriendelijkheid, zijn geestrijke conversatie en de meest eervolle correctheid in al zijn doen en laten. Zie, welke vrienden ik met u gemeen heb, in die zin gemeen, dat jij hen niet aan mij te danken hebt. Overigens ben jij alleen al voldoende om je ten zeerste lief te hebben. Het ga je goed. Doornik, 2 maart 1518. |
|