De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 223]
| |
Gianfrancesco van Asola aan Erasmus van Rotterdam, gegroetNiets kan mij een groter genoegen doen, Erasmus, dan door mijn ijver en enorme inspanning die klasse mensen voor me te winnen die door hun ervaring, vernuft en geleerdheid iets groots verrichtten en zo ver uitsteken boven de rest van de mensheid, dat ieder verstandig man zich geroepen voelt hun naam te eren en steeds gretiger wordt om een bijdrage te leveren aan de lof en faam van hun verdiensten. Als ik ooit iemand ontmoet van wie ik dergelijke bijdragen verkrijg, zal ik daar grote vreugde en voldoening uit putten, en ik zal in ieder geval staande houden geen geringe roem te hebben verworven, wanneer ik in gedachten terug ga naar de tijd waarin ik je vele diensten voor je studies kon bewijzen.Ga naar voetnoot1. Aldo, aan wiens nagedachtenis door geen monument van de letteren of lof van geleerden ooit voldoende recht zal worden gedaan, maakte je beroemd in Italië en bewerkte met grote nauwgezetheid dat de grootste wetenschappers jouw ijver in het herstellen van de oude teksten bewonderden en onze beste geleerden je uitvoerig eerden met veel en zeer lovende kritiek. En deze zeer wijze man deed dit niet voor zichzelf en voor de innige vriendschap die jou met hem verbond, maar voor je inzet, je studiedrift, je geleerdheid, in de hoop dat je door dat alles ooit evenveel lof zou verwerven in Italië als in je eigen Germanië en de andere christelijke streken, waarvan jij het schitterendste sieraad bent. En hij werd in deze verwachting en overtuiging helemaal niet teleurgesteld. Want om te zwijgen van de onsterflijke reputatie die jij verwierf in andere landen, bij ons is ieder ontwikkeld en in de vrije kunsten opgeleid man ervan overtuigd, dat jij een grote bijdrage hebt geleverd aan de hernieuwde roem van de oude letteren en het opleven van de vrije kunsten. Hoewel velen je daarvoor dus dank zijn verschuldigd en met hun hele gevoel en verstand er op uit zijn een of andere manier te vinden om hun bijzondere genegenheid en enthousiasme voor jou en je prestaties duidelijk te doen blijken, wilde ik nooit iets liever, wenste ik nooit iets vuriger, meer dan wie ook, dan dat jij zou begrijpen dat ik me met hart en ziel gewijd heb aan het bezingen van jouw grootheid en de eeuwige roem van jouw reputatie. Om dat nu enigszins te bereiken, denk ik dat mij geen betere gelegenheid kan worden gegeven dan door deze heilige boeken, gezet in ons lettertype en jouw naam dragend, te publiceren en aan het publiek ter lezing voor te leggen. Ik zie dat die lectuur de christen niet alleen onderricht in goede leefregels, maar de weg voor hem plaveit om daar te komen, waar hij de schoonheid van alle deugden kan combineren met het beste wat het leven te bieden heeft en met de mooiste kenmerken van menselijk geluk. Het zijn namelijk | |
[pagina 224]
| |
de verslagen die die eerste, door God geïnspireerde schrijvers, Mattheus, Johannes, Lucas en Marcus vervaardigden over het karakter, de woorden, de daden, het leven van Christus, de stichter van onze godsdienst en bewerker van ons heil en onze vrijheid. Op deze verslagen volgt de geschiedenis, waarin wordt duidelijk gemaakt wat voor prachtige arbeid er ooit werd verricht door de toehoorders en discipelen van Christus' leer, en verder vele brieven, geschreven door mannen beroemd om hun vroomheid en heilige godsvrucht, maar ook door diezelfde leerlingen, aan verschillende naties, om de naam van Christus, die onbekend of gehaat was, aan de hele wereld te verkondigen, aan te prijzen en allen op te wekken tot zijn eredienst. Als de voornaamste verdienste van de boeken van Marcus Varro daarin lag dat hij de burgers, die als vreemdelingen in hun eigen stad rondzwierven, weer thuis bracht, zodat zij konden herkennen wie en waar zij waren, en dat deed door uit te leggen wat religieuze plichten waren, wat priesterschap inhield, welke regels golden voor het burgerlijk en militair bestuur, wat de namen, de soorten, de functies en oorzaken waren van alle goddelijke en menselijke zaken:Ga naar voetnoot2. met welke eer en dankbaarheid, welke pracht en roem moeten wij dan de schrijvers van deze geschriften niet overladen? Zij immers gaven het mensendom, verdreven van huis en haard, hun woonplaats terug, schaften afschuwelijke offers af, ondermijnden posities van die eeuwige rovers met hun eeuwig bebloede handen, ontnamen aan verzonnen goden hun eredienst, en onderwezen de enige God, zijn zoon Christus en de Heilige Geest. Uit hen kan men het beste die kracht putten die in storm rust geeft, in duisternis straalt, geschokt altijd stand houdt en beklijft, van zichzelf schittert en nooit verduisterd wordt door de smerigheid van anderen, of van haar lieflijkheid beroofd wordt of haar gratie en schoonheid verliest. Aangezien jij, mijn dierbare Erasmus, bij je landgenoten, de wijste en meest begaafde mannen, bijzonder uitblinkt in die lofwaardige arbeid, maak je dat bovenal door jouw voorbeeld niet weinigen van de onzen proberen te herkrijgen wat zij aan voorvaderlijke sieraden verloren, en hevig verlangen uit te blinken in een voortreffelijke levenswijze en in kennis van de vrije kunsten dat zij geen angst hebben voor de nalatigheid van de fortuin of de smaad van kwaadwilligen. Vaarwel. |
|