De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd769 Van Johann Maier van Eck
| |
[pagina 219]
| |
in de werken die ik heb uitgegeven met een voorwoord waarin ik u eer - dan dat u in uw bijzijn en dat van vele anderen in de hoogte wordt gestoken, wat de schijn van vleierij heeft. Trouwens u, die vanuit uw slagvaardige, wonderbaarlijk vruchtbare genie, de prachtigste werken, talrijker zelfs dan de nakomelingen van konijnen, voortbrengt die bij het nageslacht eeuwig zullen voortleven, hebt de lof van anderen niet nodig. Maar laat ik, om de schijn te vermijden dat ik aan u, een zo groot man, zoals ik benadruk, zonder reden heb geschreven, een paar dingen over uw zeer geleerde werken naar voren brengen; gezien uw eerlijke en soepele verstand zult u ze in die welwillende en vrome geest aanvaarden, als afkomstig van iemand die u zeer goed gezind is. Want het ontgaat u niet, mijn beste Erasmus, hoe gunstig heel Germanië over u denkt - en dan zwijg ik nog van de paus, van Italië, Engeland, van Frankrijk - met welk een lof het uw studies verheerlijkt, de vruchten van uw genie in ontvangst neemt, uw beroemde werken verwelkomt, want bijna alle geleerden zijn door en door Erasmianen, op een paar pijdragers en onbeduidende theologen na. Maar u weet hoe critici een snuifje roem proberen te verwerven door op de ware grootheden af te geven, zoals de brandstichter van de tempel van Efese;Ga naar voetnoot2. u weet zelf maar al te goed hoe schurken de grote geleerden niet sparen. Daarom hebt u ook uw critici, die u willen bespotten en aan de kaak willen stellen. Ik echter zal in zeer vriendschappelijke geest, zoals dat hoort, een paar dingen aanroeren, echt niet uit zucht naar kritiek, maar om u een aanleiding te geven u te verdedigen en, mochten er dingen nadere verklaring behoeven, deze met uw allesomvattende geleerdheid en overvloedige welsprekendheid duidelijk, open en vriendelijker te maken. Want zo zullen de Erasmianen u ook beter verdedigen tegen de neptheologen en zult u zelf meer eer en waardering oogsten. Allereerst, om daarmee te beginnen, ergeren velen zich eraan dat u in de aantekeningen op Mattheus, hoofdstuk 2 het volgende heeft geschreven: ‘of omdat de evangelisten zelf dergelijke verklaringen niet uit boeken haalden, maar vertrouwend op hun geheugen zich vergisten, zoals wel eens gebeurt’.Ga naar voetnoot3. U lijkt met deze woorden te suggereren dat de evangelisten schreven als gewone mensen, en, vertrouwend op hun geheugen, dit schreven zonder geschriften te raadplegen en zich zo, dat wil zeggen daardoor, vergisten. Luister, mijn beste Erasmus, denkt u soms dat een christen zo maar zal dulden dat de evangelisten zich in hun evangelies vergisten? Als het gezag van de Schrift hier wankelt, welk ander deel zal dan niet blootstaan aan de verden- | |
[pagina 220]
| |
king een fout te bevatten? Zoals de heilige Augustinus concludeert op grond van een schitterende redenering.Ga naar voetnoot4. Verder zegt u: ‘vertrouwend op het geheugen’ alsof zij iets, dat zij eerst hadden gelezen en opgeslagen in hun geheugen, opschreven, hoewel hun was gezegd dat zij zelfs niet zouden nadenken over wat zij zouden zeggen voor koningen en stadhouders, maar dat de hele waarheid hun door de H. Geest zou worden geopenbaard.Ga naar voetnoot5. En ‘dit soort getuigenissen’, zegt u, ‘haalden ze niet uit de boeken,’ alsof zij op onze manier uit verschillende boeken en schrijvers het boek samenstelden, zoals tegenwoordig boeken worden geschreven. De hemel verhoede dat wij dit denken van de H. Geest en van de leerlingen van onze Heiland Jezus, zuilen van ons geloof die niet door menselijke wijsheid onderricht waren! Hij nam ongeletterden en analfabeten tot zich, maar maakte ze zeer geleerd. Het zal uw taak zijn, zeer geleerde Erasmus, in deze dingen de juiste doctrine te doen gelden. En ik vraag u, neem het iemand niet kwalijk als hij u met zulke goede en gunstige bedoelingen vermaant in nederigheid en in alle bescheidenheid. Laten we naar het volgende punt gaan. Bij de uitleg van de Handelingen van de apostelen, hoofdstuk 10, gebruikte u deze woorden: ‘Ook wanneer de apostelen Grieks schrijven, gebruiken zij veel woorden uit hun eigen taal’. En verderop: ‘Want de apostelen haalden hun kennis van het Grieks niet uit de redevoeringen van Demosthenes, maar uit de omgangstaal’.Ga naar voetnoot6. Veel mensen vinden - neem het me niet kwalijk, Erasmus, ik ben een eerlijk man, geen vleier - dat u, een christen, dit in een bui van onbezonnenheid schreef. Welke christen weet immers niet, of zou zelfs maar kunnen doen alsof hij het niet weet, als hij dat wilde, dat de apostelen door de gave van de H. Geest verschillende soorten talen kenden? Toen zij immers op de dag van Pinksteren de genade hadden ontvangen van de H. Geest, spraken de apostelen in verschillende talen over de wonderwerken van God. Daarom leerden zij Grieks, niet van de Grieken, maar van de H. Geest, zoals Grieken, Romeinen, Egyptenaren, Parthen en anderen in het tweede boek van de Handelingen hebben getuigd.Ga naar voetnoot7. De gave van de talen wordt onder anderen ook door de heilige Paulus vermeld.Ga naar voetnoot8. Iets dergelijke lezen we ook in uw aantekeningen bij Mattheus, hoofdstuk 3: ‘daarom verbaast het mij dat de evangelisten een woord misbruiken, | |
[pagina 221]
| |
dat zij beter hadden vermeden;’Ga naar voetnoot9. u spreekt over het woord therapeuoon. Maar het lijkt dat u zich hier opwerpt als leraar voor de evangelisten en hen voorschrijft wat zij bij het schrijven hadden moeten vermijden. Alsof zij geen welmenende en goed onderrichte leraar hadden in de H. Geest, wiens nalatigheid u, na zoveel eeuwen, moest herstellen. Ik geef een paar voorbeelden, zeergeleerde Erasmus, niet om ze te bestrijden, maar om ze onder uw aandacht te brengen. Ten slotte, met voorbijgaan van vele zaken - want als ik zal weten of dit u bevallen is, zal ik ijverig voor raadsman spelen - voeg ik er iets namens mijzelf aan toe, omdat ik, na de heilige geschriften en de decreten van de kerk, de voortreffelijke geleerdheid van Augustinus het meest eerbiedig en bewonder. Daarom bevalt mij de kritiek niet die u geeft op Augustinus bij zijn commentaar op Johannes: ‘het is zeer onbeschaamd’, zegt u, ‘de een met de ander te vergelijken’.Ga naar voetnoot10. Maar ik heb meer bewondering voor het oordeel van Francesco Filelfo, die vaststelt dat ‘Augustinus spitser, kundiger en subtieler was op het hele gebied van de filosofie en dat Hieronymus eerder door de elegantie van zijn stijl dan door geleerdheid heel veel presteerde’. En zijn brief afsluitend, zegt hij: ‘Als uit hen beiden één persoon zou kunnen worden gemaakt, dan zou de natuur niets hebben voortgebracht dat dichter de perfectie benadert’.Ga naar voetnoot11. En wat Filelfo vaststelt over de filosofie, dat beweren alle geleerden over Augustinus in de theologie. ‘Ieder mens geeft een juist oordeel over datgene wat hij kent,’ zegt de Stagiriet,Ga naar voetnoot12. en er is niets dat uw aanhangers zo betreuren als het feit dat u Augustinus niet hebt gelezen. Houd dus op, mijn beste Erasmus, een zo lichtend voorbeeld van de kerk, na de eerste pijlers van het christendom beroemder dan wie dan ook, door uw kritiek te verduisteren. Erken liever dat Augustinus een groot geleerde was, wees dankbaar voor zijn geschriften en bestudeer ze vol ijver; dan zult u ieder die een andere kerkvader boven Augustinus durft te stellen, hoogst onbeschaamd vinden. | |
[pagina 222]
| |
Deze paar dingen wilde ik onder uw aandacht brengen, mijn beste Erasmus, welsprekendste van alle stervelingen, of liever, ik wilde u een handvat bieden om uw oprechte en vrome geleerdheid in deze zaken duidelijk te maken, zodat degenen die u met een bijzondere welwillendheid vanwege uw uitmuntende geleerdheid vereren, gehoorzamen en eerbiedigen als een vader, uw werken in bescherming kunnen nemen en verdedigen tegen de giftige en lasterlijke tongen van roddelaars en tegelijk lugubere verdenkingen verwijderen. Wat mij betreft, ik weet zeker dat u het me niet alleen niet kwalijk neemt, maar dankbaar zult zijn omdat ik, die voor zijn vriend Erasmus - van wiens werken ik heel wat heb opgestoken, omdat ik al vanaf mijn jongste jaren ben onderwezen in de Adagia - met de beste bedoelingen en welwillendheid die dingen snel en terloops heb geschilderd die door uw lasteraars deels u worden tegengeworpen, deels tegengeworpen kunnen worden. Ik denk niet dat u, gezien de oprechtheid van uw integriteit, dit minder graag van uw vriend Eck zult horen dan wanneer ik u in mijn commentaar op de Dialectica de zon van de welsprekendheid en elders de feniks van onze eeuw noem onder de beoefenaren van de schone letteren.Ga naar voetnoot13. Verder moet u mijn ruwe en ongepolijste stijl vergeven, want zoals de kameleon de kleur aanneemt van zijn omgeving, neem ik door mijn lectuur van barbaarse schrijvers hun barbaarsheid over en word ik door hen bezoedeld. Daarom mijn beste wensen, Erasmus, voor uw gezondheid en welzijn, bijzonder sieraad van onze eeuw, en zorg ervoor dat Eck uw vriendelijkheid blijft ervaren; wat zal gebeuren als hij een brief van Erasmus zal ontvangen. Vaarwel en gegroet. Vanuit Ingolstadt, 2 februari. In het jaar 1518 |
|