768 Aan Wilhelm Nesen
Leuven, 18 januari 1518
Erasmus van Rotterdam aan Wilhelm Nesen, uitmuntend doktor in de vrije kunsten, gegroet
Jij, drie-, viervoudig gelukkige, beste Nesen! Jij die de muzen kunt dienen onder leiding van Cyprianus Taleus, een man, opmerkelijk niet alleen door zijn geleerdheid en zuiver karakter, maar ook door een zeldzame wijsheid en ongewone kennis van de wereld; en aangezien daar ook nog de kennis van de Griekse cultuur bijkomt, zie ik niet wat nog kan worden toegevoegd aan de gaven van deze man. Want in alle vrije wetenschappen is hij al lang zo volmaakt, en zo zonder beroepsarrogantie, dat ik niemand zie die je met hem kunt vergelijken. Zie er daarom voortdurend op toe dat je volop profiteert van die gelukkige omstandigheid. Handel als een echte Germaan, overwin Frankrijk, plunder en beroof het van de schone letteren; dan zul je Frankrijk niet armer achterlaten, maar zelf, rijk beladen met de prachtigste waren, naar je vaderland terugkeren. Nu, nu moeten we sterk en onoverwinnelijk zijn, en niet de fout begaan voor de Fransen in talent te lijken onder te doen. Ik vraag je dringend voor mij naar meester Pierre Vitré te gaan - hij leeft in het Collège de Navarre - zodat ik weet hoe hij het maakt en wat hij doet; want hij heeft me al een hele tijd niet meer geschreven. En laat me dan meteen weten wat de heer Thomas Grey, een Engelsman, uitvoert, want ook hij laat geen teken van leven horen.
Ik maak me beslist niet druk over de apologie die Lefèvre, volgens sommigen, aan het vervaardigen is; het is alleen vervelend je goede uren met dergelijke onbenulligheden te moeten verdoen, terwijl ik nauwelijks toekom aan de echte zaken. Ik zie ook dat de vijanden van de letteren er ijverig op uit zijn ons tegen elkaar uit te spelen, op de manier van tirannen; tirannen vre-