De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 211]
| |
762 Aan Anton van Luxemburg
| |
[pagina 212]
| |
toe. Blijft slechts over dat de heer abt met zijn gunst goedkeurt wat op zich rechtvaardig is. Theodoricus wil dit beneficie volledig aan de abt te danken hebben en geloof mij dat hij een zeer betrouwbare schuldenaar zal zijn. Daarom vraag ik je dringend: maak dat hij krijgt wat hij vraagt aangezien je dit met een enkel woord kunt; als dat niet mogelijk is, wil hij dat de kwestie zonder een langdurig en hinderlijk proces wordt beslist door een rechtsgeleerde, en ook met welk jaargeld zijn tegenstander tevreden gesteld moet worden. Maar het zou de vriendelijkheid van de heer abt passen dit beneficie volledig te schenken aan deze universiteit of aan de gaven van deze man. Want over mijzelf zal ik niets zeggen; als ik evenwel iets waard ben in jullie ogen, zal ik niet weigeren ook zelf voor hem borg te staan voor dat wat hem wordt geschonken. Waarom echter zou ik me verplichten, als ik al lang van u ben, de uwe door gijzeling en lijfeigenschap? Ik stuur je Paulus sprekend in de taal van Rome.Ga naar voetnoot4. Ik durfde de bode niet met meer boeken te belasten; ook wist ik dat je alles deelt met de dokter. De Zotheid viel bij sommige theologen niet in de smaak, maar dit boekje zal iedereen bevallen. Groet namens mij de zeer geachte Ghijsbert en zijn vrouw, die mij nu vast gunstiger gezind is nu ik zo ver weg ben, en Karel,Ga naar voetnoot5. de beheerder, met zijn geliefde. En als je toevallig de prior van de kartuizersGa naar voetnoot6. ontmoet, herinner hem er dan aan, na hem hartelijk te hebben gegroet, dat hij mij het afschrift van de brief van Reuchlin nog niet heeft teruggestuurd. Vaarwel, Antonius, voortreffelijkste onder de vrienden. |
|