De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 208]
| |
Erasmus aan zijn vriend Anton, gegroetJe stapelde geschenk op geschenk door aan je elegante briefGa naar voetnoot1. voortreffelijk wild toe te voegen, het een even strelend voor het gehemelte als het andere voor de geest. Dat is natuurlijk wat Hesiodus leerde: met gelijke maat en iets meer.Ga naar voetnoot2. Vooruit, mijn Anton, ga door in dergelijke bossen te jagen; ga door dat oude en reeds lang in verval geraakte sieraad van vorsten te herstellen en de op zich beroemde voorouders van het geslacht Bergen nog beroemder te maken door toevoeging van de letteren, en de roem die de Fortuin schonk te verdubbelen door de roem van je talent. Gelukkig zijn de letteren als ze de allerhoogsten beginnen te behagen, maar nog gelukkiger zijzelf als zij zich achtenswaardig maken door waarachtige en eigen sieraden. Van Caesar zul je de ware zuiverheid van de Romeinse taal leren, maar pas op dat je van hem niet de eerzuchtige dwaasheid van de oorlogvoering leert. Daarvoor zal mijn boek over de christelijke vorst je als een tegengif behoeden; van de geschiedenis zul je meer begrijpen, als je eerst wat van de kosmografie proeft. Vaarwel en maak AeliusGa naar voetnoot3. uiterst gelukkig met jou als leerling, nog gelukkiger: hij zal immers des te gelukkiger zijn naarmate jij een geleerder en beter mens wordt. Van mijn kant beloof ik je alleen dit, dat ik je van harte ben toegedaan en dat altijd zal zijn. |
|