De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd759 Aan Gerard Geldenhouwer
| |
[pagina 207]
| |
voornaamste. De aartsbisschop van MainzGa naar voetnoot2. schreef me enige maanden geleden een zeer vriendelijke brief, en dat zelfs eigenhandig. De bisschop van LuikGa naar voetnoot3. schreef me onlangs en dreigde hierheen te snellen, als ik het bezwaarlijk vond naar hem toe te komen. Hoewel mij dat alles genoegen doet, ben ik toch ook ontevreden over mezelf en laat ik de vleugels hangen, telkens wanneer ik bedenk dat niets in mij beantwoordt aan de verwachting van zulke grootheden. Maar luister eens, ik hoor iets totaal nieuws in je brief.Ga naar voetnoot4. Ik wist niet dat jij een zo maagdelijke schroom bezat dat je me niet zou durven schrijven. Ik zag wel vaak dat je bloosde, maar kon de oorzaak niet bedenken. Als dat waar is, ben je volgens mij niet geschikt voor het hof en ook niet voor de monnikskap. Daarom, als je fortuin wilt maken, leg dan zo vlug mogelijk alle schaamte af en wis die nutteloze schroom weg. Het werk aan het Nieuwe Testament is zo ver gevorderd dat ik weliswaar nog op volle zee heen en weer word geslingerd, maar dat toch in de verte de haven zichtbaar wordt, die als het ware wenkt met het vooruitzicht van rust. Ik stuur je het boekje met de parafrase. Als je het misschien nog niet had ontvangen, laat het dan zien aan je geleerde vrienden en op een geschikt moment ook aan de vorst zelf, maar vooral aan de zeer geachte Philippus Montius, zijn kamerheer, zoals je schrijft. Voor hem moet ik wel wederliefde voelen nu hij me met zijn genegenheid uitdaagt. Doe hem namens mij de hartelijke groeten. Nève en BorselenGa naar voetnoot5. doen je de groeten terug. Vaarwel, allervriendelijkste Nijmegenaar. Leuven, [1517] |
|