753 Aan Henricus Afinius
Leuven, 6 januari 1518
Erasmus aan zijn vriend Afinius, gegroet
Geleerdste van de artsen en beste van mijn vrienden, al zo vaak ging de afgesproken termijn voorbij, al zo vaak kom ik bedrogen uit. Misschien stonden de sterren van het afgelopen jaar niet zo gunstig voor ons. Stuur me dan toch nu, met betere voortekens voor het nieuwe jaar, de zo vaak beloofde bekers,Ga naar voetnoot1. zodat degenen die nu veronderstellen dat ik te lichtgelovig was, dat blijkbaar niet terecht doen. Ik kan me zoiets van een man als jij niet voorstellen. Jij bent te serieus om iemand belachelijk te willen maken; en ik denk niet dat ik het in jouw ogen verdien om belachelijk gemaakt te worden. Daarom heb ik Dirk Martens gestuurd om ze voor me op te halen. Het is een zeer betrouwbaar man. Je zult merken dat ik al mijn verplichtingen zal nakomen, als ik mij tot nu toe weinig verdienstelijk heb gemaakt. Vaarwel, en als je mijn genegenheid van harte beantwoordt, zorg dan dat deze Dirk niet met lege handen hier terugkeert en stel de termijn niet langer uit, want je weet dat een groot deel van een weldaad teloor gaat door uitstel. Nogmaals, vaarwel.
Leuven, Driekoningendag 1518