De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd751 Aan Jan de Hondt
| |
[pagina 198]
| |
over kan antwoorden, behalve dit: aangezien het bedrag van het jaargeld is vastgesteld en slechts een deel daarvan van de beneficies komt, lijkt het me niet juist dat, als die om welke reden ook in waarde verminderen, het verschil wordt afgetrokken van het eenmaal vastgestelde bedrag van het jaargeld. De zeer eerwaarde bisschop van UtrechtGa naar voetnoot3. lijkt bijzonder op me gesteld te zijn, zoals hij al in enige brieven aan mij getuigde. Maar dergelijke mensen geven niet graag anderen de gelegenheid die om dezelfde gunst zullen vragen, en het leek me onverstandig de gunst van een zo groot vorst in een onbeduidende zaak te verspelen. Handel daarom te goeder trouw. Ik zal instemmen met alles wat Barbier goedkeurt; ik verwacht een brief van hem ook over deze kwestie. Tijdens zijn reis stuurde hij me het bedrag dat ik op grond van het jaargeld kreeg;Ga naar voetnoot4. in deze zaak stel ik zijn zorgvuldigheid en uw betrouwbaarheid op hoge prijs. Als er iets is waarmee ik u van dienst kan zijn, zult u merken dat het mij niet ontbreekt aan goede wil en ijver. Vaarwel. Leuven, de dag voor Driekoningen, 1518. Erasmus, van harte de uwe. |
|