738 Aan [Erard de la Marck]
Leuven, 13 december 1517
Hartelijk gegroet, zeer eerwaarde prelaat. Dat ik Uwe Hoogheid met een brief durf lastig te vallen, moet u mij om mijn genegenheid voor u vergeven. Dat ik zo weinig verzorgd schrijf moet u toeschrijven aan uw vriendelijkheid, mij aangeprezen door velen en in het bijzonder door Etienne Poncher, die unieke leidsman op het gebied van alle deugden. Dat ik zo kort schrijf moet u mij niet aanrekenen wegens de inspanning van de studie, die nu meer van mij vergt dan anders. Ja, om de kortheid van mijn brief te verzachten, stuur ik u ook een Latijn sprekende Paulus,Ga naar voetnoot1. die uitvoeriger is dan gewoonlijk, want met dit soort verpozingen verkwik ik me, als met zijsporen, telkens wanneer ik aversie tegen het eigenlijke onderwerp van studie voel opkomen. Voor de bevordering van AleandroGa naar voetnoot2. zijn allen die de goede letteren welgezind zijn Uwe Hoogheid dank verschuldigd. Vaarwel en reken Erasmus althans onder de nederigsten van uw beschermelingen.
Leuven, op de dag van Sint-Lucia, 1517