De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd735 Aan Paschasius Berselius
| |
[pagina 176]
| |
heid van zijn broer; ik vraag je dringend hem mijn hartelijke groeten over te brengen. Beveel me ten zeerste aan bij heer Leo,Ga naar voetnoot4. mijn oude en buitengewoon achtenswaardige beschermheer. Ik acht mij gelukkig dat het mij ten deel viel zijn kamer te gebruiken en op een of andere manier lacht mij alles meer toe telkens wanneer ik denk aan hem, de stichter en gastheer van mijn verblijfplaats. Groet ook Gaspard, een erudiet man lijkt me, wat voor een theoloog niet ongewoon is, maar, wat zeldzaam is, ook nog hoffelijk en vrolijk. Het verbaast me dat ik niets hoor van Andreas van Hoogstraten.Ga naar voetnoot5. Wat betreft de hoofse geschenken waarmee je me uitdaagt, ik zal op dit moment niet met je wedijveren. Ik stuur je alleen de parafrase als onderpand, om me daarmee nog meer aan je te binden. Vergeef het me, mijn beste Paschasius, dat ik zo achteloos schrijf aan een niet genoeg te achten vriend. Maar afgezien van de inspanning van de studie die op dit moment veel van mij vergt, word ik van alle kanten bedolven onder zoveel bundels brieven dat ik, zelfs als ik er geheel in op kon gaan en verder niets te doen had, ze niet het hoofd zou kunnen bieden. Niettemin zal ik je duidelijk maken dat ik Paschasius geenszins reken tot de gewone vrienden. Vaarwel. Leuven, de dag na de Ontvangenis van de H. Maagd. |
|