De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 174]
| |
734 Aan Wolfgang Faber Capito
| |
[pagina 175]
| |
aangespoord in zijn eventuele antwoord te denken aan zijn reputatie. Als hij zo onbeschaafd tekeergaat als hij al eens deed, zal hij te maken krijgen met mijn minder beschaafde kant en misschien zal hij, naar het woord van Horatius, ‘in zijn poging zijn tanden in iets zachts te zetten, stuiten op iets dat niet meegeeft’.Ga naar voetnoot2. Baer spoort mij vriendelijk aan voortdurend te benadrukken dat ik alles wat ik schrijf onderwerp aan het oordeel van de Kerk. Dat doe ik, maar het wekt wantrouwen wanneer je te veel garanties geeft. Naar mijn idee schrijft geen enkel rechtschapen mens met de bedoeling onafhankelijk te zijn van het oordeel van de Kerk, maar waar de Kerk is, is niet altijd even duidelijk. Ik zal er alles aan doen om nooit bewust iets te schrijven wat Christus onwaardig is. Ik meen dat het christelijk geloof niet afhangt van die stekelige spitsvondigheden. Ook matig ik mij niet aan nooit iets te zullen doen wat iemand kan kritiseren, want dit is niemand van de antieken gelukt en tot nu toe evenmin van de modernen. Ik wilde dat jullie weten hoe ik erover denk; het beste is nu het aan jullie oordeel over te laten. Ik weet dat zulke geleerden als jullie alleen zullen doen wat juist is en zulke goede vrienden alleen wat heilzaam is. Vaarwel, zeer geleerde Wolfgang. Een paar dagen geleden schreef ik via de bode uit Bazel. Laat de brief, als je dat goed dunkt, ook aan Baer zien en beveel me hartelijk bij hem aan. Leuven, de dag na de Ontvangenis van de H. Maagd. |