De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| |
Erasmus aan zijn vriend Beatus, gegroetJe geeft op zo'n manier antwoord in naam van Lachner, dat je geen antwoord geeft op datgene waarop ik het liefst zijn antwoord wilde, namelijk over de taxatie van de exemplaren, zodat ik niet al te veel met FranzGa naar voetnoot1. hoef te onderhandelen die, als hij ooit veel geld voor mij klaar heeft liggen, mij arm maakt in plaats van rijk door altijd uitstekende boeken mee te brengen, zodat ik ze niet hoef te bestellen. Als Lachner de exemplaren niet hoger had getaxeerd dan op twintig florijnen, zou ik tevreden zijn geweest. Ik wilde alleen maar een schatting om niet van Franz afhankelijk te hoeven zijn. Vervolgens vond ik het erg vervelend dat zij bij de vorige beurs helemaal niets van mijn werken hebben gestuurd en mij er hier vergeefs naar hebben laten snakken. Ik ben bang dat de correctorGa naar voetnoot2. niet erg bekwaam of nauwkeurig is, en dat is bovenal iets waar Froben voor moet zorgen. Ik kan uit niemands brief opmaken of Froben mijn vertaling van het tweede boek van TheodorusGa naar voetnoot3. heeft ontvangen, en de verbeterde versie van het eerste. De Utopia en de epigrammen van More gaan me nog meer ter harte dan mijn eigen zaken. Ik heb hen er zeer dringend om gevraagd, maar toch blijft het op een of andere manier liggen. Ik was van plan de parafrase naar Bazel te sturen, een boekje dat naar mijn idee goed zou lopen. Maar toen ik helemaal niets zag komen, vermoedde ik dat zij te over laden waren; daarom gaf ik het aan onze drukker hier.Ga naar voetnoot4. Ik stuur tegelijk een exemplaar dat ik voor zover mogelijk heb verbeterd. Maar het zou niet netjes zijn als jullie onmiddellijk met de arme man hier gaan concurreren. Hij drukte nooit iets dat al door jullie was gedrukt, behalve de vorstenspiegel, die hij stiekem uitgaf toen ik in Engeland was: ik heb hem daarover de les gelezen. Ik zie er nauwlettend op toe dat hij jullie in Bazel geenszins benadeelt; in elk geval zal hij dat niet met mijn goedkeuring doen. Pace schrijft dat de Antibarbari van Marseille naar Rome is gegaan.Ga naar voetnoot5. Ik bespeur ook bij Pace een andere houding, ook al veinst hij de vroegere vriendschap. De Utopia laat ik over aan jouw oordeel. De dingen van Desmarais kunnen worden weggelaten.Ga naar voetnoot6. Over de verwijzing naar het alfabet in het voorwoord van Pieter Gillis hoef je je geen zorgen te maken.Ga naar voetnoot7. Door alle drukte ben je zo zwijgzaam over de epigrammen van More dat je enkel zwijgt. | |
[pagina 172]
| |
Ik heb mijn verbeterde apologie naar Schürer in Straatsburg gestuurd, maar op voorwaarde dat hij het werk zou doorsturen naar Bazel, als het hem niet beviel. Ik heb hem ook Quintus Curtius gestuurd, omdat ik geen hoop had dat ze in Bazel nog gelegenheid hadden, aangezien er helemaal niets verschijnt. Ik had nu geen tijd om de brieven te corrigeren, omdat deze bode mij tegen de avond kwam vertellen dat hij de volgende dag 's ochtends zou vertrekken. Als zij ermee wachten, zal ik een exemplaar sturen met enkele toevoegingen. Zo niet, dan moeten zij zelf beslissen.Ga naar voetnoot8. Ik heb onlangs via een betrouwbaar iemand aan verscheidene mensen geschreven en ik twijfel er niet aan of hij heeft alles overhandigd aan Wolfgang Capito. Jullie laatste brieven ontving ik de dag voor Sint-Nicolaas. Daarom had ik geen gelegenheid de apologie te herlezen, en toch verbaas ik me waar ze vandaan halen dat ik Christus samengesteld noem, terwijl ik dat vooral in het hele betoog had vermeden en op zovele plaatsen iets anders zeg dat duidelijk die opvatting weerlegt. Uit de brief van Baer maak ik duidelijk op dat hij niet de hele apologie heeft gelezen; ook neigt hij meer naar Lefèvre en is hij niet helemaal vrij van dat, hoe zal ik het zeggen, typisch theologische. Want hij schrijft dat ik had geschreven dat Christus wordt opgevat als één van beide naturen, namelijk de menselijke, terwijl ik daarentegen duidelijk had uitgelegd dat Hij veeleer wordt opgevat als één van beide, namelijk de goddelijke, maar die de menselijke in zich had opgenomen. Als er toch zo iets in staat, wat ik niet geloof, kunnen zij het naar eigen inzicht veranderen. Er zijn hier ook theologen en misschien enkele zeer kritische; als er iets dergelijks in staat, hadden zij wel aanmerkingen gehad. Wanneer ik het herlezen heb, zal ik preciezer schrijven.Ga naar voetnoot9. Bombace was altijd meer een vriend dan een vleier; ik vraag me echter af of hij in Rome al verbeelding heeft gekregen. Pace gaat er in zijn brief aan mij prat op dat jij zijn boek over de vrucht van de studiën hebt geprezen.Ga naar voetnoot10. Hij stuurde een briefGa naar voetnoot11. waarin hij me verdedigde tegen Van Dorp, maar een soort brief waarvoor ik me moest schamen hem uit zijn naam te overhandigen. Beveel me warm aan bij Lachner en Froben en treed in de plaats van een brief van mij. Het is mogelijk dat ik jullie tegen de lente kom opzoeken. De aartsbisschop van Mainz schreef me eigenhandig een bijzonder welwillende | |
[pagina 173]
| |
brief.Ga naar voetnoot12. Maar ik wil niet dat er overal over mijn komst wordt gepraat, omdat het niet zeker is. Dat het je goed mag gaan, mijn beste Beatus. Leuven, de dag van Sint-Nicolaas |
|