De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd729 Van Paolo Bombace
| |
[pagina 166]
| |
te weigeren, ook al moest ik telkens denken aan die Homerische regel: ‘waarom, rampzalige, hebt u het licht van de zon verlaten.’Ga naar voetnoot4. Als ik iets misdaan heb, onderga ik nu vier opeenvolgende maanden mijn straf, en nog veel zwaarder zal ik boeten, tenzij een god mij bijstaat, omdat ik beroofd ben van een grote en bijna niet te bevatten troost, namelijk onze vriend Pace. Zolang hij in Konstanz was, bracht hij mij met zijn talrijke en beminnelijke brieven zoveel verkwikking dat ik mezelf in Athene waande. Maar waarom val ik je daarmee lastig? Alsof jij de tijd hebt om naar al mijn ellende te luisteren. Er is tot nu toe één ding dat mij doet opleven: namelijk jouw nachtelijke uren en inspanning; geregeld zit ik daarover gebogen om eventjes mijn aversie tegen deze streek te vergeten. Onder andere las ik onlangs je apologie tegen Lefèvre, die jij aan Beatus Rhenanus stuurde, die haar weer aan mij doorstuurde om te lezen. Het lijkt me dat er niets geleerder is dan deze verdediging. Vertrouwend op zijn faam en op jou die de man vaak tegenover mij had opgehemeld, geloofde ik altijd dat Lefèvre een even wijs als geleerd man was. Daarom was ik zeer verbaasd dat hij jou dermate onbesuisd heeft willen aanvallen, dat hij niet alleen de beleefdheid onder geletterden, maar alle welvoeglijkheid uit het oog verloren leek te hebben. Wat de hogere wetenschappen betreft, daarover durf ik niets te zeggen omdat ik bij mijn leest wil blijven. Wat echter het Latijn en Grieks aangaat, ik moest door wat jij over de man schreef - want van hem heb ik nooit iets gelezen - erg om hem lachen. Naar mijn mening verschilt hij op sommige plaatsen niet veel van onze vriendGa naar voetnoot5. die para tên eishodon (bij de ingang) had vertaald met ‘bij Hesiodus’. Maar jij hebt hem uitstekend het masker afgerukt en je fantastisch gewroken. Ik hoor dat hij zint op een nieuwe beschuldiging tegen je, maar ik ben ervan overtuigd dat die niet zal komen, want ik weet dat een verslagen haan gewoonlijk niet opnieuw gaat kraaien. Wat hij ook besluit, hij heeft zijn Hercules gevonden. Wat mijn oude welwillendheid en respect voor jou betreft, ik ga niets herhalen om niet de schijn te wekken dat ik in twijfel trek wat vaststaat, net zo min, bij Hercules, als ik je feliciteer met het feit dat al je geschriften overal en in het bijzonder in Rome - waar over alles een oordeel wordt uitgesproken - een goede naam hebben en door alle geleerden worden gezocht, zozeer dat zij volstrekt niet onderdoen voor de klassieke werken, waarbij het feit dat de auteur zelf in leven is geenszins een belemmering is. Zo'n felicitatie is voor jou ongetwijfeld dagelijkse kost en bijna gewoon. Maar nu vaarwel, Erasmus, moge het je goed gaan en vergeet niet je vriend Bombace. Uit het Zwitserse kanton Zürich, 6 december 1517. | |
[pagina 167]
| |
De koning van de Turken is teruggekeerd naar Constantinopel na zijn verovering van heel Syrië en Egypte en is een grote bedreiging voor de christenenen tegen wie hij plannen beraamt.Ga naar voetnoot6. Daarom vraagt de paus de hulp van de Zwitsers en roept hij alle christenvorsten te hulp. Marcus Musurus, die kort geleden aartsbisschop van Monemvasia was geworden en deze herfst in Rome was, is de weg gegaan van alle mensen, zoals acht maanden daarvoor onze vriend Paleotti. Nogmaals vaarwel. |
|