De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd727 Van Gerard Geldenhouwer
| |
[pagina 164]
| |
zijn naam, zoals hij vroeg. Kleingeestig als ik ben durfde ik je niet te schrijven, onwaardig als ik me vond een zo groot man te benaderen. Ik ken je vriendelijkheid, ik weet dat je makkelijk te benaderen bent. Maar jij kent niet mijn onzekerheid en vreesachtigheid bij het schrijven van brieven. Ik kan daarvoor een zeer betrouwbare getuige aanvoeren, Jan van Borselen uit Zeeland,Ga naar voetnoot3. een zeer oprecht man. Je Querela pacis viel niet alleen in de smaak bij de bisschop, maar ook bij zijn geleerde raadgevers en bij Philippus Montius,Ga naar voetnoot4. zijn kamerheer, die je allemaal van harte zijn toegedaan. Ik las de zeereerwaarde bisschop de briefGa naar voetnoot5. voor die je had geschreven. Hij sprak zijn dank uit en moest lachen om wat je toevoegde over de zevenslapers en de koekoeken. Verder las ik hem de briefGa naar voetnoot6. voor die je mij hebt gestuurd; hij was verbaasd over de prebende van de jurist Erasmus,Ga naar voetnoot7. van wie hij meende dat hij in Spanje zat. Je mag, zeer geleerde Erasmus, van bisschop Filips, jou welgezind, alles verwachten wat je kunt verwachten van de meest welgezinde vorst. Er gaat nauwelijks een dag voorbij dat hij het niet over je heeft; hij is van plan je uit te nodigen rond de vasten, wanneer de zwaluwen weer in het land zijn, en daadwerkelijk te tonen hoeveel achting hij voor je heeft en je geleerdheid toejuicht. Ondertussen moet jij een keer de hoogeerwaarde schrijven, en zal ik erop toezien dat je zo grote verdiensten jegens de bisschop niet in vergetelheid raken of verloren gaan. Ik heb meermalen de vriendelijkheid van Nève mogen ervaren. Ik feliciteer je met zo'n gastheer en zulk gezelschap. Vaarwel, de dag voor Sint-Nicolaas, 1517. |
|