724 Aan Jacques Lefèvre
Leuven, 30 november [1517]
Erasmus aan zijn vriend Lefèvre, gegroet
Ik had je via een theoloog mijn apologie gestuurd, waarmee ik antwoord op je uiteenzetting of liever je beschuldiging. Als je er aanstoot aan hebt genomen, moet je het jezelf aanrekenen. Er stonden zoveel zo afschuwelijke dingen in dat ik er de ogen niet voor kon of mocht sluiten. Dat is het eenstemmige en eensgezinde oordeel van allen die jouw geschrift hebben gelezen. Als je antwoordt, alsjeblieft, denk aan je eigen waardigheid als je meent dat je weinig verschuldigd bent aan onze vriendschap - die ik in ieder geval veel waard acht. Je weet dat veel mensen staan te popelen om kwaad te spreken; laten wij dat soort lieden geen gelegenheid geven. Ik vind het goed dat je me onderricht, dat je me kritiseert vind ik ook goed. Maar ik zal niet dulden dat je me oneerbiedigheid jegens Christus aanwrijft, omdat ik dat niet verdien. Vaarwel, voortreffelijk man, en wees mij, die jou van harte genegen is, zoals altijd genegen.
Leuven, de dag van Sint-Andreas