De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841

718 Aan Paschasius Berselius
[Leuven, oktober/november 1517]

Gegroet

Dat ik je in spaarzame bewoordingen schrijf, mijn beste Paschasius, betekent niet dat ik minder op je gesteld ben of dat ik minder aan je denk. Als je wist hoeveel de inspanning van de studie van mij vergt, zou je erkennen dat zelfs dit briefje al lang is. De parafrase van de brief aan de Romeinen wordt gedrukt. Als je hem kent, groet dan de in het Grieks bedreven tweevoudige kanunnik van de priorij van de heilige Leonard, afkomstig, als ik me niet vergis, van Hasselt^1. en ook de buitengewoon aardige dominicaner theoloog die mij in Antwerpen een brief heeft ontfutseld.^2. Vaarwel, en schrijf me eens.

Erasmus.

1. Het is niet bekend om wie het gaat. De priorij is de Saint-Léonard te Luik. ‘Regulier kanunnik’ is in feite een tautologie, vandaar dat Erasmus van een tweevoudige kanunnik spreekt.

2. Waarschijnlijk de niet nader bekende Gaspard die ook wordt genoemd in brief 735.