De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdDe heer Georgius Spalatinus aan Erasmus van Rotterdam, gegroetIk kijk al lang uit naar een brief van u, Erasmus, uitzonderlijk sieraad van de Duitse landen, ons gemeenschappelijk vaderland. Als de mijneGa naar voetnoot1. u heeft bereikt, twijfel ik er immers niet aan dat u mij zult antwoorden. Ik schreef namelijk niet zozeer persoonlijk als wel uit hoofde van mijn ambt, hoewel zeer graag ook uit mijn naam, want ik was al eerder op zoek naar een gele- | |
[pagina 151]
| |
genheid u te schrijven en vond die pas toen zich iemandGa naar voetnoot2. voordeed die mij, zelf reeds zeer verlangend te schrijven, er bijna toe dwong. Ik werd immers de uwe vanaf het moment dat ik uw werken onder ogen kreeg, vanaf het moment dat ik het heiligdom van uw veelzijdige geleerdheid en welsprekendheid betrad. Waar u zich bevindt en hoe u het maakt, wat u aan het schrijven bent, wat u smeedt voor onze tijd en voor het nageslacht: ik snak ernaar het te weten, en met mij vele anderen. Ik hoop dan dat u het mijn voortreffelijke vorst, hertog Frederik van Saksen, keurvorst van het Heilige Roomse Rijk, zult vergunnen mij eindelijk toch te antwoorden. Die zo grote vorst acht u zeer hoog, al uw boeken staan in de bibliotheek die hij aan het opzetten is, gevuld met de beste boeken. Peter Alamire zal u de rest vertellen. Het ga u goed. Snel, vanuit het kasteel Altenburg, 13 november 1517 |